Eritreeër Eyob (36): God weet of ik Engeland bereik
CALAIS. Eyob Asmelash (36) uit Eritrea arriveerde vorige week dinsdag na een reis van ongeveer twee maanden in tentenkamp de ”Nieuwe Jungle” in Calais. Alleen Het Kanaal scheidt hem nog van zijn einddoel: Engeland. Of hij daar komt en wanneer? „God weet het.”
Als hij in Nederland zou zijn geboren, had hij Job geheten. In eigen land heet de Eritreeër Eyob. „Ik heb een Bijbelse naam”, licht hij ongevraagd toe. „Ik ben christen. Ik geloof in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Hallelujah.”
Eyob bidt „dag en nacht”. Hij is ervan overtuigd dat het helpt en dat God bij hem is. Over een week is het precies twee maanden geleden dat hij vertrok uit Eritrea. Familie en vrienden brachten het geld bij elkaar om zijn reis te financieren. „Ik heb alles bij elkaar 3000 euro moeten betalen. Dat is erg veel geld.”
Rustig, zoekend naar de juiste woorden, vertelt hij hoe hij via Soedan en Tsjaad in Libië terechtkwam. „In een overvolle vrachtwagen gingen we dwars door de Sahara. Dat duurde zes dagen. Daar zat ik dan met 86 mensen in de laadruimte. Vier mensen hebben het niet overleefd.”
Ongetrouwd
Vanaf Libië werd overgestoken naar Italië, met een rubberboot. Ook die zat afgeladen vol. Aan boord zaten bijna 700 mensen, onder wie vrouwen en kinderen. Uiteindelijk arriveerde hij ongeschonden in Sicilië, van waar de reis verder ging naar Calais.
Waarom heeft hij zoveel risico’s genomen om Europa te bereiken? „In Eritrea heb ik landbouwkunde gestudeerd. Werk had ik echter niet. Geld om een gezin te onderhouden evenmin, dus ben ik niet getrouwd. Dat zou onverantwoord zijn. Vanwege de economische en politieke situatie in mijn geboorteland zag ik voor mij geen toekomst in Eritrea.”
De Afrikaan wil in Engeland asiel aanvragen. „In tegenstelling tot andere West-Europese landen kan ik mij daar redden met de taal. Duitsland of Nederland komt voor mij ook in aanmerking, maar ik wil liever niet jaren bezig zijn om de taal onder de knie te krijgen.”
Spierblessure
Voorlopig ziet het er niet naar uit dat hij binnen afzienbare tijd in Engeland komt. In Italië heeft hij een vervelende spierblessure opgelopen. In Calais heeft hij vier nachten geprobeerd om in de Kanaaltunnel te komen, maar de laatste keer speelde de oude kwaal weer op. „Ik heb een verkeerde beweging gemaakt”, zegt hij, wijzend naar zijn voeten die in het verband zitten. „Ik ben ermee naar een ziekenhuis geweest. Lopen gaat, maar het is pijnlijk. Rennen kan ik helemaal niet.” Met een spijtig gezicht: „De komende tijd zal ik het rustig aan moeten doen.”
De dagen brengt Eyob „biddend en slapend” door. Er is niets te doen, verklaart hij. Er zijn geen boeken en er is geen televisie. De Eritreeër laat zijn tent zien. Vier matrassen liggen op de grond, waarmee heel de ruimte is gevuld. Op drie van de vier plekken liggen mannen te slapen. „Ze rusten uit”, zegt de Afrikaan. „Ze hebben de hele nacht geprobeerd om in de tunnel te komen. Komende nacht proberen ze het opnieuw.”
Sneeuw
Klagen over zijn situatie doet Eyob niet. Op het kamp zijn de verhoudingen tussen de diverse bevolkingsgroepen prima. Van spanningen tussen christenen en moslims heeft hij niets gemerkt. Meerdere keren per dag wordt er voedsel uitgedeeld. Af en toe belt hij naar huis om zijn familie (vader, moeder, acht broers en twee zussen) te informeren hoe het gaat.
Het kerkje op het kamp –gebouwd door Eritreeërs en Ethiopiërs– heeft hij nog niet bezocht. „Ik bid in mijn tent”, verklaart hij. Hij hoopt voor december in Engeland te zijn, want hij ziet erg op tegen een koude winter. „Ik ben bang dat ik als Afrikaan slecht tegen sneeuw kan.” Of het gaat lukken? „Mijn lot is in Gods handen. Hij weet of ik in Engeland kom.”