Somaliër heeft nauwelijks kans op een baan
DEN HAAG. Niet-westerse allochtonen maken 12 procent uit van de Nederlandse bevolking, maar vormen 45 procent van alle bijstandsontvangers. Vooral Somaliërs vallen op de arbeidsmarkt buiten de boot.
Bijna zeven van de tien volwassen Somaliërs die hun land zijn ontvlucht en nu in Nederland wonen, zitten in de bijstand. Dat geldt ook voor ruim de helft van de Syriërs, Eritreeërs en Irakezen, meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week.
De eerste Somaliërs kwamen in de jaren negentig van de vorige eeuw, door de burgeroorlog in het land, naar Nederland. In 2007 volgde een tweede immigratiegolf. In Nederland wonen officieel zo’n 35.000 Somaliërs, al is het werkelijke aantal volgens critici aanzienlijk hoger. Bijna 25.000 van hen slagen er maar niet in om aan een baan te komen, ook niet als ze al jaren hier verblijven.
De organisatie Open Society Foundations meldde vorig jaar al in het rapport ”Somaliërs in Amsterdam” dat deze groep „door specifieke barrières” buiten de boot dreigt te vallen en een meer doelgroepgerichte benadering nodig heeft om in te burgeren. Ook VluchtelingenWerk Nederland kijkt niet verbaasd op van de cijfers. „Wij hebben er al eerder op gewezen. Er moet echt iets met deze groep mensen gebeuren”, zegt Martijn van der Linden van VluchtelingenWerk.
VluchtelingenWerk Nederland maakt zich over de integratie van Syriërs (ruim de helft van hen heeft bijstand) niet zo druk. Van der Linden: „Die zijn nog niet zo lang in Nederland, zijn relatief hoog opgeleid en de meesten spreken redelijk tot goed Engels. Zij kunnen hier wel aarden. Ik sprak laatst met enkele Syriërs. Ze weigerden Engels met me te praten, want op die manier konden ze geen Nederlands leren. Dat was veelzeggend.”
Kloof
Ook de Somaliërs komen uit een door een burgeroorlog verscheurd land, maar daar houdt de vergelijking wel op. „Veel Somaliërs zijn analfabeet en er is een grote kloof tussen wat ze weten en wat ze geacht worden te weten”, rapporteerde Open Society Foundations. VluchtelingenWerk herkent dat beeld. Van der Linden: „Veel mensen zijn, mede door de burgeroorlog in het land, nooit of jarenlang niet naar school geweest. Ze hebben sowieso dus al een achterstand.”
Ook zijn ze, veel meer dan andere niet-westerse allochtonen, onbekend met de Nederlandse overheidsdiensten, instellingen en bureaucratie, simpelweg omdat zo’n infrastructuur in Somalië niet of nauwelijks bestaat.
„Nederland is voor hen een doolhof”, zegt Van der Linden. „Ze worden wel ingeschreven bij een huisarts of tandarts. Maar als die een brief stuurt, weten ze niet wat ze moeten doen.”
Tot voor een paar jaar geleden werd er bij inburgering specifiek gekeken naar het land van herkomst; het idee was dat een Iraniër een andere achtergrond, een andere cultuur en een ander gemiddeld opleidingsniveau heeft dan iemand uit Eritrea, en dus ook een andere benadering nodig heeft. De nieuwe integratiewet heeft het doelgroepenbeleid verlaten en legt veel meer nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de migrant.
Vooral de Somaliërs blijken daar veel moeite mee te hebben, concluderen VluchtelingenWerk en Open Society Foundations. Van der Linden: „De ene groep vluchtelingen heeft baat bij de nieuwe integratiewet, de andere niet. Zoals de Somaliërs, want die staan vanaf het begin eigenlijk al met 3–0achter. Ze hebben ook het gevoel dat ze buitengesloten zijn.”
Achtergrond
De Nederlandse overheid zou hen veel gerichter moeten benaderen, rekening houdend met hun gecompliceerde achtergrond, vindt VluchtelingenWerk.
Zo’n benadering werpt haar vruchten af, stelt Van der Linden met een verwijzing naar het project Startbaan, dat VluchtelingenWerk samen met de Stichting voor Vluchteling-Studenten (UAF) in juli 2013 heeft opgezet en dat nog tot het einde van dit jaar loopt.
Iedereen met een asielvergunning kan zich bij Startbaan aanmelden. Na circa 1300 intakes zijn inmiddels een kleine 600 vluchtelingen aan een baan geholpen en dat is een mooie score, stelt Van der Linden. „Het is de persoonlijke begeleiding: wie ben je, wat kun je, wat heb je nodig? Maatwerk dus.”