Bier promoten tegen drankmisbruik
„Ons volk zou krachtiger en gelukkiger zijn, indien het gebruik van jenever door dat van bier verdrongen en dit laatste in geheel het Rijk weder algemeene volksdrank wierd.” Een opmerkelijk pleidooi van een Tweede Kamerlid in 1863.
De situatie is er dan ook naar. In de strijd tegen de overmatige consumptie van jenever en brandewijn door de arme arbeidersklasse gaan halverwege de negentiende eeuw stemmen op om het (veel minder sterke) bier te promoten. De Vereeniging tegen Drankmisbruik overweegt in 1878 zelfs een eigen brouwerij in Amsterdam op te zetten. Alles is beter dan ”de drank” – en bier heeft een beduidend betere reputatie.
Inderdaad is bier lange tijd ”algemeene volksdrank” geweest. Na de val van het Romeinse Rijk wordt het schuimende gerstenat een van de meest genuttigde dranken in Europa. Dat heeft alles te maken met de beroerde kwaliteit van het water in die tijd. Vooral in de grote steden is het water sterk vervuild. Omdat bier tijdens de productie wordt verhit, worden schadelijke bacteriën gedood. Het is begrijpelijk dat bier voor de middenklasse een eerste levensbehoefte wordt. Van Maarten Luther is bekend dat hij graag bier dronk (bij voorkeur het brouwsel van zijn vrouw Käthe), hoewel hij het ook „een pest voor Duitsland” noemde. Maar ja: „Ons water is allerminst gezond, het is dodelijk.”
Het lichte of scharrebier bevat maar enkele procenten alcohol, ook oudere kinderen drinken het. Naar schatting wordt in de Lage Landen in de middeleeuwen jaarlijks zo’n 300 liter bier per persoon genuttigd, maar het kan ook gemakkelijk het dubbele zijn geweest, schrijft Ru de Groen in ”400 jaar karakter”, een overzicht van de 400-jarige geschiedenis van de Grolschbrouwerijen. „Vergeleken daarmee valt onze huidige bierconsumptie op zijn minst wat tegen. Rond 1990 was dat 90 liter per persoon en twintig jaar later is dat, mede door de concurrentie met andere dranken, verder gedaald tot 72 liter.”
Koele kruiken bier
De oorsprong van de bierproductie ligt in een grijs verleden. In het gebied van het oude Mesopotamië zijn kleitabletten gevonden met afbeeldingen van het brouwproces. De Soemeriërs zouden tijdens het broodbakken hebben ontdekt dat je met graan ook een zoete, alcoholhoudende, voedzame en dorstlessende pap kon maken. In het Gilgamesj-epos, een van de oudste versies van het Bijbelse zondvloedverhaal (het dateert uit ongeveer 3000 voor Christus), is al sprake van bier. „Eet Uw warm bereide voedsel en drink Uw koele kruiken bier zo veel u maar wilt”, zegt het meisje Sidoeri tegen de koning en halfgod Gilgamesj.
Via de Egyptenaren raakt de kunst van het bierbrouwen bekend bij de Grieken en vervolgens bij de Romeinen. De Griekse filosoof Plato schrijft in de vierde eeuw voor Christus: „Het was een wijs man, die bier uitvond.” Maar de Romeinen ruilen na verloop van tijd de bierpul in voor het wijnglas. „Beschaafde Romeinen gaan in groten getale over op wijn, en bier wordt in hun ogen een drank voor de dommen”, aldus De Groen. „Daarmee doelen ze op de onderontwikkelde volken van Noord-Europa. De Germanen zijn in de oudheid al fanatieke brouwers en de eersten die de tussenstap van het broodbakken overslaan.” De Romeinse senator Tacitus noteert in de eerste eeuw na Christus: „De Germanen drinken een walgelijk brouwsel van gegiste gerst en tarwe. Het heeft slechts heel in de verte iets weg van wijn.” Hij stelt dat het eenvoudiger is hen met drank te verslaan dan met wapens.
Voedzaam
Door de toevoeging van graan en gist (dat veel vitamine B bevat) is bier een voedzaam product dat vooral in de middeleeuwen een vast onderdeel van het menu van veel mensen vormt. Eeuwen later, halverwege de negentiende eeuw, wijst een Tweede Kamerlid in Nederland nog eens op die kwaliteit: „Het bier is ontegenzeggelijk, althans in vele streken des vaderlands, met name in Noord-Brabant en Limburg, eene eerste levensbehoefte, een voedingsmiddel. Het is daar geen surrogaat voor wijn of sterken drank, maar vervangt in menig huisgezin ander voedsel, treedt tot zekere hoogte in plaats van brood, aardappelen en vleesch, en kan, als aftreksel van graan, tegenover vleeschnat worden gesteld.”
In de vroege middeleeuwen is het brouwen van bier een huishoudelijke bezigheid, die vooral door vrouwen wordt beoefend. Later komen daar de kloosters en abdijen als bierproducenten bij. De techniek wordt steeds verder verfijnd en het kruidenmengsel gruit wordt op een gegeven moment vervangen door hop omdat dit over allerlei positieve eigenschappen zou beschikken. De Groen: „Het zou bederf en besmetting door slechte gisten voorkomen en zeker zo bepalend: gruit zou een libidoverhogend effect hebben. De Katholieke Kerk acht dat niet ideaal voor monniken en nonnen.”
Koffie en thee
Halverwege de zeventiende eeuw krijgt het bier het moeilijk in Europa. Al enige tijd komen uit de koloniën in Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika exotische dranken als koffie en thee, die aanvankelijk vooral als medicijn worden voorgeschreven. Rond 1650 worden in de grote steden in Holland de eerste koffiehuizen geopend, al zal het nog tot in de achttiende eeuw duren voordat koffie en thee echt betaalbaar zijn geworden voor de gewone man.
Tegelijk krijgt het bier concurrentie van gedestilleerde dranken als brandewijn en jenever. „Vooral armen stappen er in groten getale op over”, schrijft De Groen. „Rond 1850 wordt drankmisbruik in de lagere sociale lagen echt een probleem. Daar profiteren de brouwers op hun beurt weer van. Bier wordt gezond geacht.” De Groen, zelf nazaat van de Grolschdynastie, voegt er fijntjes aan toe: „Dat bier ook alcohol bevat, wordt gemakshalve even vergeten.”
Tegenwoordig is bier vooral een genotsmiddel, waarbij uit een veelheid aan soorten kan worden gekozen. De slogan ”Geniet, maar drink met mate” blijft daarbij onverminderd van kracht. Dieper is de les die Jan Luyken in 1694 schreef bij de prent ”De brouwer”:
„Als Dorst en Dranck malkaar ontmoet,
Is ’t Bitter d’oorspronch Van het Soet:
ô Ziel!, ’t Begeeren en het Geeven,
Uw Dorst, en ’s Leevens spring fontyn,
Sal Eeuwige verquicking Zyn,
Die weelden lust, soeck sulckeen leeven.”
”400 jaar karakter”, Ru de Groen; uitg. Krikke Special Books, Haarlem, 2015; ISBN 978 90 4761 899 7; 183 blz.; € 24,95.