Doof en blind
Het is best een cultuurschok als je van dichtbij in aanraking komt met gehandicapte medemensen. Onze cultuur is sterk gericht op heelheid en geluk. Gebrek mijden we of sluiten we zo goed mogelijk buiten. Ontmoetingen met gehandicapte naasten confronteren je ermee dat wat voor jou vanzelfsprekend is, dat voor de ander niet blijkt te zijn. Je gaat met andere ogen naar de werkelijkheid kijken.
Deze ervaring heb ik als kersverse dominee in mijn eerste gemeente Zoetermeer opgedaan, ruim dertig jaar terug. In deze stad waren een school en een internaat van het christelijk instituut Effatha; aan mijn pastorale zorg waren ook dove gemeenteleden toevertrouwd. Mijn eerste en enige begrafenis in die jaren betrof een dove broeder. Ook had ik een Bijbelkring voor doven en ging ik voor in diensten voor doven. Maar vraag niet hoe. Dat ze tijdens de kerkdienst gewoon bleven zitten en niet wegliepen, verbaast me achteraf. Wat ik als eerste afleerde, was het gebruik van het woord ‘doofstom’.
De communicatie was natuurlijk een probleem, maar met een beetje oefening gaat dat op den duur wel iets beter: langzaam spreken, helder mondbeeld, expressief gelaat, een ondersteunend gebaar.
Wat diepere sporen trekt, is de concrete omgang met hen die in de wereld van de stilte leven. Hun manier van denken, hun omgang met taal, de waarden die ze aan dingen toekennen. Tijdens een Bijbelstudie, waarbij ook een doofblinde vrouw aanwezig was, kwam het gesprek op de vraag wat nu eigenlijk erger is, doofheid of blindheid. De conclusie was snel getrokken. Als blinde kun je nog goed communiceren, deelnemen aan het ‘normale’ leven. Maar als dove sta je er op zoveel manieren buiten – en dat is veel ingrijpender.
Wat heeft de kerk van alle eeuwen betekend voor haar leden die met ernstige beperkingen moeten leven? De kilte slaat je om het hart als je leest hoe doven systematisch werden buitengesloten en gemarginaliseerd. Al ver vóór de Reformatie. Doven mochten niet aan de heilige communie deelnemen, omdat ze niet met de mond hun geloof konden belijden. De tekst van Romeinen 10 vers 9-10 werd zonder enig hermeneutisch pardon ‘letterlijk’ toegepast. Wat was de kerk doof en blind, waar de Bijbel toch klip en klaar de weg wijst van extra zorg juist voor de zwakkeren.
Op dit punt is er gelukkig veel ten goede veranderd de laatste decennia. Bij de afscheidsdienst afgelopen zaterdag van een studievriend die negentien jaar lang het dovenpastoraat heeft behartigd, was dat te merken. Het gebeurde op Urk. Schrijftolken, visuele ondersteuning, technische middelen, beamerprojectie. De lezing uiteraard uit de Bijbel in Gewone Taal, een uitkomst voor doven. De emancipatie van de doven in de kerk zet door, zij verlaten hun isolement en gaan hun verantwoordelijkheid in de kerk nemen. Ontroerend om mee te maken hoe zij de eredienst volgen, zoveel directer dan voorheen.
In het hart van de toekomstdroom van het Oude Testament ligt de hoop dat de ogen van de blinden geopend en de oren van de doven geopend worden (Jesaja 35). Precies deze woorden citeert Jezus als Hij zijn eigen werk typeert (Matteüs 11). In déze lijn wordt de kerk vandaag geroepen, midden in de cultuur waarin wij leven, om het spoor van de hoop door te trekken. Heel concreet, mede dankzij de zegen van beamer en computer.
Over de kerk in ons land valt veel te zeggen, ook veel zorgelijks. Maar de stille vreugde van die dienst met doven en gehoorgestoorden afgelopen zaterdag was prachtig. Een teken van het Koninkrijk. Als je het maar kunt zien.
De auteur is hoogleraar Oude Testament. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.