De overheidsschuld dikte in de eerste drie maanden van 2015 met 9 miljard euro aan tot 459 miljard euro. Dat komt neer op 68,9 procent van het bruto binnenlands product (bbp), ofwel de totale omvang van de Nederlandse economie, een vol procentpunt meer dan in het voorgaande kwartaal.

De eurolanden hebben onderling afgesproken dat de staatsschuld niet hoger mag zijn dan 60 procent van het bbp. Nederland zit daar sinds het tweede kwartaal van 2011 boven. Dat komt doordat de overheid ook in de crisisjaren waarin de economie niet groeide, meer uitgaf dan er binnenkwam. Ook de steun die als gevolg van de kredietcrisis verstrekt werd aan banken speelt een rol.

Het Centraal Planbureau (CPB) sprak eerder deze maand de verwachting uit dat de economische groei flink gaat aantrekken. Mede daardoor zakt de staatsschuld over heel 2015 naar verwachting naar 67,6 procent van het bbp, en volgend jaar naar 64,4 procent.

Het CBS meldde verder dat de helft van de overheidsschuld in buitenlandse handen is. De rest van de schuld zit vooral bij binnenlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars. In 1995 was nog geen kwart van de schuld in handen van buitenlandse investeerders.

Vooral in 2008 liep het aandeel van buitenlandse partijen in de Nederlandse staatsschuld sterk op. Dat kwam doordat zij een groot deel van de extra financiering verstrekten die het rijk in dat jaar nodig had, onder meer voor de redding van ABN Amro en de Nederlandse onderdelen van Fortis.