Laat kerkverlating voor afgescheiden kerken reden zijn tot zelfonderzoek
Kerkverlating in afgescheiden kerken heeft wel degelijk iets te maken met de omgang van deze kerken met moderne vragen, betogen William den Boer en Cees-Jan Smits.
De oorzaak van kerkverlating ligt niet in de omgang van orthodoxe kerken met studenten, stelden zeven studenten (RD 15-6), als reactie op Ben de Jong (RD 10-6). Vanuit onze ervaring binnen een werkgroep voor jongeren met vragen over het geloof kunnen we het daar niet helemaal mee eens zijn. Of jongeren nu doorstromen of afhaken, het heeft wel degelijk iets te maken met de omgang van afgescheiden kerken met moderne vragen.
In onze gemeente is inmiddels een niet gering aantal jongeren afgehaakt. Anderen gingen of gaan door een diepe crisis. Ze geven aan dat in prediking en catechese et cetera hun beleving van de werkelijkheid van alledag niet veel aan bod komt. Met name jongeren die aan een hogeschool of universiteit gaan studeren, blijken onvoldoende toegerust.
Een jongere uit onze gemeente die slechts enkele jaren eerder geloofsbelijdenis aflegde, schrijft: „Ik wil niet dat jullie mij zielig vinden of denken dat ik iets mis (namelijk het geloof). Ik ben niet minder gelukkig. Beter gezegd: Ik ben nu erg tevreden met wie ik ben en heb plezier in mijn zoektocht naar mijn levensbeschouwing. Deze nieuwe kijk op dingen bevalt me en ik kan beter en vrijer nadenken over de dingen van het leven.” In de kerk ging het niet of nauwelijks over de vragen die hem bezighielden. Zijn eigen intellectuele en levensbeschouwelijke ontdekkingstocht bracht hem buiten de kerk. Zo zijn er veel meer voorbeelden te geven.
Context
Wat gebeurt hier? Het is goed om dit allereerst in context te zien. In feite herhaalt zich hier immers gewoon iets wat in West-Europa al eeuwen aan de gang is, maar nu pas ‘dichtbij’ komt, binnen de kerken van de afgescheiden traditie. We beweren niet dat de secularisatie een noodzakelijk proces van ‘links’ naar ‘rechts’ is, maar de overeenkomsten met wat er in de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken heeft gespeeld en speelt, zijn duidelijk. Dat we hier nu pas wakker bij worden, getuigt van de mate waarin afgescheiden kerken zich schuldig hebben gemaakt aan onverschilligheid en hoogmoed ten opzichte van wat in die andere kerken gebeurde.
De geschiedenis in deze context leert dat twee aan elkaar tegengestelde strategieën fataal zijn: 1. Het geloof net zolang bijschaven en kortwieken tot het zogenaamd weer ‘klopt’ met wat we verder allemaal menen te weten. 2. Het geloof conserveren en apologetisch dichttimmeren, en wat we verder allemaal menen te weten kortwieken totdat het weer ‘klopt’ met het geloof. Het eerste deed de liberale theologie, maar de vrijzinnigheid kent zoals bekend geen tweede generatie. Het tweede probeerden aanvankelijk de Gereformeerde Kerken, maar dat hielden ze niet lang vol.
Beide doen geen recht aan de aard van wat er gaande is. Als zo’n ernstig en ingrijpend gebeuren over de kerken komt, is het dan geen zaak om eerst geduldig te vragen en te luisteren wat de Heere daar mogelijk mee te zeggen heeft? Kan het niet zijn dat de Heere Zijn kerk de pas wil afsnijden en nieuwe wegen wil wijzen? Kan het niet zijn dat Hij de kerk in de wereld een nieuwe roeping wil geven? Dat Hij vanwege het binnenkerkelijk gekonkel de kerk wil opschudden? Zich linksom of rechtsom van deze snijdende, zelfkritische vragen af te maken, getuigt van weinig geloof dat de Heere ook in tijden van secularisatie alle macht heeft in hemel en op aarde.
In dit licht willen we best eerlijk benoemen, zoals de studenten vragen, dat het punt mogelijk in de leer zelf zit. In de brede christelijke traditie, klassiek en modern, ligt veel, heel veel, wat binnen de afgescheiden traditie tot onze grote schade nog onbenut is gebleven. Alles is van u, u echter bent van Christus (1 Kor. 3:22-23). Dat sluit niet uit dat ook een gebrek aan kwaliteiten bij ambtsdragers een rol kan spelen. Maar kerkverlating speelt op zo’n grote schaal dat er meer aan de hand moet zijn.
Onderwerping
De studenten houden jongeren met vragen verder voor dat ze er goed aan zouden doen om zich bescheiden te onderwerpen aan de ambten. Ook hier ligt toch wel een pijnpunt. De gemiddelde ambtsdrager acht zich –terecht– niet capabel om allerlei wetenschappelijke gegevens et cetera te laten kloppen met het geloof, volgens de bovengenoemde tweede strategie. Als dat samengaat met een niet-defensieve houding en met verwachting voor hoe de Heere Zijn kerk ook door deze tijd heen zal leiden, is een begripsvolle wederzijdse omgang inderdaad goed mogelijk.
Soms leidt verlegenheid met de situatie echter tot een autoritaire oproep dat je „het maar als een kind moet geloven.” Aan zo’n oproep kan en mag je je niet onderwerpen. Het mag niet, omdat geloven in de Bijbel niet een geloven in iets is, maar in Iemand. En het kan niet, omdat je niet op commando iets kunt geloven waarvan je weet dat het niet klopt. Niemand kan er opeens voor kiezen te gaan geloven in Mohammed. Geloof is iets passiefs, je wordt overtuigd. Wie zegt dat hij iets als een kind kan geloven en dat ook van anderen vraagt, heeft soms gewoon nog niet lang genoeg nagedacht. Maar in het verstand moeten we volwassen zijn (1 Kor. 14:20).
Bovendien blijken ambtsdragers die zo’n geloofsonderwerping vragen, zichzelf niet aan een bepaald gezag te willen onderwerpen, namelijk dat van de wetenschap. Wat in de wetenschappen gedurende jarenlange arbeid ontdekt is, wuiven ze makkelijk van tafel. Het gezag daarvan maken ze verdacht, wat geen recht doet aan de grote inspanningen die hier (uiteraard met vallen en opstaan) geleverd zijn. Wie op deze manier onderwerping vraagt zonder dat zelf te doen, verliest zijn gezag. Voor een jongere die onzeker is geworden door allerlei vragen wordt het moeilijk om die ambtsdrager nog serieus te nemen.
In die zin begint het wel degelijk, zoals Ben de Jong stelt, met een luisterende, begripsvolle houding onder ambtsdragers. Maar geef in gemeenten ook de ruimte aan capabele mensen die zichzelf en anderen (laten) toerusten om praktisch invulling te geven aan de Bijbelse opdracht om altijd bereid te zijn om verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is (1 Petr. 3:15). Apologetiek, mits goed beoefend (dus niet als een dichttimmeren of God ‘bewijzen’, maar als wegbereiding voor en redelijke verantwoording van het geloof), heeft Bijbelse papieren.
Bewaring
Al met al is de kerkverlating voor ons wel degelijk aanleiding om in de kerk de vraag te stellen wat de Heere ons hiermee te zeggen kan hebben. We willen de schuld van kerkverlating niet in de schoenen van kritische jongeren schuiven –vaak zijn het niet de minsten die gaan twijfelen!–, maar in gesprek met hen proberen te ontdekken waar de kerk zichzelf op dood spoor kan hebben gebracht. Vanuit die houding verwachten we ook in tijden van secularisatie door de Heere bewaard te zullen worden.
De auteurs zijn theoloog en in hun gemeente, de christelijke gereformeerde kerk te Nunspeet, betrokken bij een werkgroep (in oprichting) voor jongeren met rationele vragen over het geloof.