Kerk & religie

Dien de Haan: Kijken wat er op je bordje komt

Ook als je tachtig bent, kan er elke dag nog een nieuwe roeping klaarliggen. Dien de Haan, voormalig eindredactrice van de Elisabethbode, zegt het met een paar dichtregels van Jaap Zijlstra: „Mozes’ grote taak ving aan toen hij tachtig werd, hij ging door zeeën van waterhoogten en kolkend zand, waar kom ik voor te staan?”

Enny de Bruijn

12 June 2015 20:07Gewijzigd op 15 November 2020 19:38
De Haan. Beeld RD, Anton Dommerholt
De Haan. Beeld RD, Anton Dommerholt

Dien de Haan is iemand die zegeningen telt, dat valt meteen op. In haar kamer in hospice Eesinge in Meppel –„ik ben hier om even bij te komen”– vertelt ze wat haar het afgelopen halfjaar zoal is overkomen. Een versleten heup, staaroperaties, griep, een slijmbeursontsteking, een enkelblessure, en dat allemaal naast de rugklachten waar ze al jaren mee te maken heeft. En toen viel ze ook nog op haar gezicht. Maar ze vertelt erover alsof het allemaal niet zo erg is.

„Het eerste wat ik dacht was: Mijn bril ligt daar, en die is nog heel. Daar was ik heel dankbaar voor. Ik kon niet overeind komen, ik heb nog nooit in m’n leven zo hard gebeden als toen. Met veel moeite kon ik de telefoon bereiken en ik belde de buurman: „Jan, ik zit voor m’n bed en ik kan er niet in!” Gelukkig had ik nog een beetje humor over, dat was wel een zegen. Dus de buurman kwam, en die hees me overeind. Dat ging. Blijkbaar had ik niets gebroken –daar was ik ook heel dankbaar voor– en ik kon op bed gaan liggen.”

U hebt nu al drie keer gezegd dat u dankbaar was. Hoe doet u dat, dankbaar blijven onder zulke omstandigheden?

„Doe ík dat? Het is iets wat je krijgt, denk ik. Of liever, dat weet ik wel zeker. Misschien speelt ook mee hoe je opgevoed bent, uit wat voor gezin je komt. Wij waren thuis nogal een nuchtere boerenfamilie. Als je een karakter hebt dat overal leeuwen en beren ziet, is het veel moeilijker. Mijn vader was diepgelovig, en hij had ook humor, hij kon de dingen relativeren. Daar heb ik iets van meegekregen. Ik ben niet zo’n opstandig wezen, ik heb geleerd me af te vragen wat het belangrijkste is in het leven.”

Zo kun je alle tegenslagen te lijf?

„Natuurlijk is het soms niet makkelijk. Ik was altijd druk – eigenlijk heb ik best veel gedaan in mijn leven, vind ik, zonder nou meteen een duim achter m’n vestje te steken. De Elisabethbode, pastoraat per brief en per telefoon, schrijven, spreken… Dus toen ik uitgeschakeld werd doordat ik last kreeg van mijn rug, had ik het daar heel moeilijk mee. Ik dacht: Heere, waar leef ik nu voor?”

Zingeving heeft voor u te maken met zinvol werk doen?

„Ieder mens krijgt van God zijn taak in het leven, daar ben ik van overtuigd. Maar wát is die taak, als ik nog maar zo weinig kan doen? Daar had ik het in het begin moeilijk mee. Ik was gewend om te schrijven, pastorale gesprekken te voeren, uit spreken te gaan, maar dat ging allemaal niet goed meer. Ik moest veel liggen, ik raakte energie kwijt. Dus toen dacht ik wel: Waar dient mijn leven dan in vredesnaam voor? Als het dit is, Heere, laat Uw engelen dan maar komen om me te halen – als het mag liefst midden in de nacht.”

Maar dat is niet gebeurd.

„Wat ik geleerd heb –en dat zeg ik niet om de vrome tante uit te hangen– is om te zeggen: „Heere, laat het maar zo.” En dan maar wachten wat er op je bordje komt. Je zoekt vaak te grote dingen, soms zijn het juist de kleine dingen waar de betekenis in zit. In mijn geval: ik ontdekte Facebook en Twitter, en vooral Twitter heeft me veel gebracht.”

Dat zullen niet veel tachtigjarigen u nazeggen. Hoe kwam u erbij om de wereld van de sociale media te gaan verkennen?

„Ik had altijd veel en graag contact met jongeren, en toen ik geen spreekbeurten meer kon doen, dacht ik: „Ik moet oppassen om dat contact niet te verliezen, en ik hoor zo veel over Facebook en Twitter, laat ik het ook eens proberen.” Vooral Twitter bleek me erg te liggen: ik houd van taal, en ik vind het een sport om in 140 tekens iets te zeggen. ’s Avonds na tienen wordt het interessant, als alle dominees terugkeren van hun vergaderingen en elkaar op Twitter nog even vliegen afvangen voor het slapengaan. Maar het kan ook serieus zijn. Mensen stellen inhoudelijke vragen en soms gebeurt het dat predikanten samen een preek voorbereiden en de moeilijke punten op Twitter aan elkaar voorleggen – dat vind ik mooi, en ik ben eigenwijs genoeg om me daar dan ook in te mengen.”

Veel twitteraars vertellen het liefst alleen de mooie dingen, maar u laat óók zien hoe je met ziekte en zorgen kunt omgaan.

„Ik hoop dat ik op die manier iets kan betekenen. Rond Pasen stuurde ik een tweetje: ”62 jaar geleden mocht ik belijdenis doen van mijn geloof. Nooit spijt van gehad.” Die paar kleine zinnetjes zijn zeventig keer geretweet. Dan weet je dus zeker dat er toch zeventig mensen door dat bericht aangeraakt en aan het denken gezet werden, terwijl duizenden mensen het voorbij hebben zien komen. Misschien dachten ze toen: „Ja, ik heb ook belijdenis gedaan, maar hoe zit dat nu bij mij?” Ik ben blij dat ik op zo’n simpele manier nog iets kan bijdragen.”

Voor u biedt Twitter dus meer dan alleen sociaal vertier?

„Mij hoor je niet neerbuigend doen over sociale media, ik ben er héél dankbaar voor. Ik heb er veel nieuwe vrienden door gekregen, uit alle mogelijke kerkverbanden. Neem dominee Mirjam Kollestaart – ons contact via internet leidde tot ontmoetingen, en daaruit is een echte vriendschap gegroeid. Zij en haar man hebben hun jongste kind zelfs voor een deel naar mij genoemd: Lasse Dinand. De contacten via Twitter leren mij, nog meer dan vroeger, om over kerkmuren heen te kijken.”

Als je dat wat negatiever benadert, kun je ook denken dat je té veel gaat relativeren.

„Ja, dat dacht ik vroeger ook, ik was het gewend om heel kritisch te luisteren en alles af te wegen tegen de theologische uitgangspunten die in m’n hoofd zaten en die ik in de kerk geleerd had. Nu denk ik veel meer: Wat mooi is dat, die mensen geloven óók. In die zin ben ik milder geworden.”

Maar dat betekent niet dat je het over alles eens bent.

„Nee. Ik heb in de commissie gezeten voor bezinning op de dienst van vrouwen in de gemeente, en ik herinner me de discussies over het onderwerp. Mensen zijn voor of tegen de vrouw in het ambt, zo gaat dat. Ik was vroeger óók tegen de vrouw in het ambt, hoewel ik best graag dominee had willen worden. Maar het stond nou eenmaal duidelijk in de Bijbel, ook al vond ik dat niet leuk. Punt.”

Hoe komt het dan dat uw opvattingen op dat punt veranderd zijn?

„In de loop van mijn leven kwamen allerlei dingen naar me toe. Wij hadden in Zwolle speciale ontmoetingsdiensten voor buitenkerkelijken, en toen op een dag de beide dominees ziek waren, werd ik gevraagd om daar voor te gaan – ze wisten natuurlijk dat ik wel ervaring met spreekbeurten had. Later werd ik gevraagd voor campingdiensten. Niemand had daar commentaar op, dat ik in die evangelisatiecontext voorging. Ik vind ook dat je als vrouw niet de barricaden hoeft op te gaan, je moet maar gewoon kijken wat er op je pad komt.”

Intussen was de Bijbel niet veranderd.

„Ik ben in de loop van de jaren anders tegen bepaalde teksten gaan aankijken. Toen ik jaren geleden in de Doelen moest spreken over ”de vrouw” ging ik me er meer in verdiepen, en toen ontdekte ik dat je je altijd moet afvragen: Hoe was de situatie waarin de tekst geschreven is, hoe is de situatie nu, wat was de betekenis van de tekst toen en wat is die dan voor vandaag?”

Daar zullen veel mensen het over eens zijn, terwijl ze intussen over de uitleg blijven verschillen: ook in uw kerk vindt een meerderheid, met een beroep op de Bijbel, dat er geen vrouwen in het ambt moeten komen.

„Er zijn veel dingen die wij mensen niet weten en niet begrijpen, of waarin wij niet het juiste inzicht hebben. Daardoor zijn de meningsverschillen ook niet zomaar opgelost. Maar wat wél belangrijk is: je moet beginnen met eerst goed naar elkaar te luisteren. Niet meteen dat veroordelende toontje aanslaan. En als dan blijkt dat je het echt niet met elkaar eens bent, dan bén je ’t een keer niet met elkaar eens, so what? Als je het er samen maar over eens bent dat je naar de Bijbel wilt luisteren, ook al kom je op sommige punten tot verschillende conclusies.”

Waar komt uw belangstelling voor theologie vandaan?

„Ik ben geboren in een gezin waarin er dicht bij de Bijbel, dicht bij God werd geleefd. Er werd veel gepraat, veel gelezen. Toen ik zeventien was, las ik ”Wat is de hemel?” van K. Schilder – wij waren thuis vrijgemaakt gereformeerd. Ik begreep er vast nog geen kwart van, maar ik zie bepaalde passages nog voor me, rechtsonder of linksboven op de pagina. En ik las B. Holwerda, dat ging meer over pastoraat. Als die twee, dogmatiek en pastoraat, elkaar aanvullen en in elkaar grijpen, dan ontstaat er iets heel moois. Ik had wel graag willen studeren, maar dat was niet aan de orde. Mijn ouders hadden er het geld niet voor, en ik was een meisje. Meisjes kwamen toch wel op hun bestemming, die gingen trouwen.”

Maar u bent niet getrouwd. Vond u dat moeilijk?

„Soms wel, soms niet. Dat gaat op en neer in de loop van het leven, zoals met alle dingen – het is nooit alleen maar ”excelsior”. Ik dacht, toen ik jong was, ’s avonds vaak: „Alweer een dag, wat bedoelt God nu met mijn leven?” En later, toen ik correctiewerk deed bij een drukkerij, en toen ik werkte bij een instelling voor maatschappelijk werk en gezinsverzorging: „Moet ik dit nu heel m’n leven doen?” Maar als je niet getrouwd bent, betekent dat dat je leven op deze manier zin heeft, dat je van God op déze plek een taak hebt gekregen.”

Kunt u achteraf het patroon ontdekken?

„Ik zag het toen ik gevraagd werd om bij de Elisabethbode te komen werken. Voor die baan moest ik wat van theologie weten, en dat wist ik doordat ik veel gelezen had. Ik moest een blad in elkaar kunnen zetten, en dat kon ik doordat ik bij een drukkerij gewerkt had. Ik moest ervaring hebben met pastorale en maatschappelijke vragen, en dat had ik door mijn werk voor die zorg­instelling. Alle stukjes vielen ineens op hun plaats. Zonder dat ik het beseft had, was God jarenlang bezig geweest om mij klaar te maken voor déze plek.”

U hebt veel pastorale adviezen gegeven en persoonlijke vragen van mensen behandeld. Zijn die vragen in de loop van de tijd veranderd?

„Aan de ene kant wel, omdat mensen van nu vragen hebben –over relatieproblemen, homoseksualiteit, echtscheiding– waar de mensen vroeger niet mee te maken hadden. Maar aan de andere kant ook niet, want 
de grote vragen van het leven zijn van alle tijden, en die zullen altijd hetzelfde blijven.”

Bent u veel bezig met die grote vragen?

„De christelijke toekomstverwachting – daar denk en spreek ik het liefste over. Op het moment kan ik niet veel, dus ik moet nu eerst kijken wat Gods wil is, en afwachten of ik weer wat energie krijg. Maar wie weet, misschien kan ik een blog beginnen over mijn ervaringen hier. Of een beetje pastoraat via e-mail doen. Of toch nog eens een artikel schrijven…”


Levensloop Dien de Haan

Dien de Haan (Hattem, 1934) woont in Zwolle, waar ze lid is van de christelijke gereformeerde kerk. Meer dan 25 jaar was ze eindredacteur van het evangelisatieblad Elisabethbode, ze maakte deel uit van een landelijke werkgroep die zich beraadde over de dienst van de vrouw in de kerk, was een veelgevraagd spreekster, ging voor in laagdrempelige diensten en zat in de redactie van het Kerkblad van het Noorden en het zendingsblad Doorgeven. Onder het pseudoniem Annie Verdelman schreef ze pastorale gedichten, columns en Bijbelstudies. Twee recente praktisch-pastorale boeken verschenen onder haar eigen naam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer