Huisarts heeft te weinig tijd voor ouderen
De reguliere huisarts is te veel generalist om ook geriater te kunnen zijn, betoogt Dick Kits.
Mijn moeder is 89 jaar oud. Sinds vier jaar heeft ze de ziekte van Alzheimer. Ook heeft ze een ingezakte ruggenwervel. Ze is daardoor immobiel. Vanwege hevige pijnen krijgt ze morfine toegediend. Ook slikt ze dagelijks meerdere pillen.
Omdat mijn moeder niet meer voor zichzelf kan zorgen, is er vanaf begin februari 24 uur per dag een verpleegkundige bij haar in huis. De verpleegkundigen, die elkaar na enkele dagen afwisselen, bieden structuur en veiligheid.
De dementie ontwikkelt zich de laatste vier maanden progressief. Ze is regelmatig onrustig, vooral tijdens de nachten. Gevoelens die het plotselinge overlijden van haar man in april dit jaar bij haar hebben losgemaakt, kan ze niet meer onder woorden brengen.
Door wisselingen in haar ziektebeeld, zowel pijn in de ruggenwervel als onrust door de dementie, is er regelmatig contact tussen een ouderenspecialist van de lokale huisartsenpraktijk en de aanwezige verpleging. Uit die contacten en de beslissingen die deze ouderenspecialist, deels namens de huisarts, neemt, blijkt dat zij onzeker is, kennis mist en niet proactief en adequaat handelt.
Dit is de reden waarom wij de huisarts, die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de patiënten, hebben verzocht de taken van de ouderenspecialist over te nemen. Ons verzoek werd bepaald niet gewaardeerd. In plaats van onze zorgen serieus te nemen, reageerde de huisarts verontwaardigd. Ons eenvoudige verzoek of de huisarts zelf kans zou zien om mijn moeder te bezoeken om onder andere een goed medicatiebeleid neer te zetten, werd direct afgewimpeld: „Daar heb ik geen tijd voor” en: „Het is beter dat uw moeder naar een verpleeghuis gaat.”
In een tweede gesprek blijkt dat in het huisartsencentrum met acht artsen en zes ouderenspecialisten niemand voldoende kennis van dementie heeft om een bij dat ziektebeeld passend medicatiebeleid neer te zetten. Dat wordt niet ronduit toegegeven, maar blijkt uit diverse feiten. Door de ouderenspecialist wordt ter verdediging zelfs nog de vraag gesteld „waarom mijn moeder thuis móét blijven.” De huisarts is uiteindelijk toch maar even naar mijn moeder gegaan. Zij liet bij binnenkomst aan de verpleegkundige weten dat zij geen geriater is.
Dit geval staat niet op zichzelf. Bij mijn werk kom ik regelmatig in aanraking met situaties waarin huisartsen weigeren op bezoek te gaan bij oudere patiënten. Gehoorde reacties: „Als je je moeder uit het verpleeghuis weer naar huis haalt, reken er dan niet op dat ik wekelijks langskom. Daar heb ik geen tijd voor.” En: „De verpleegkundigen bij je moeder bellen regelmatig vanwege haar verwardheid en nachtelijke onrust, maar daar heb ik geen zin in, al die telefoontjes.”
Naast het gegeven dat huisartsen geen tijd hebben voor ouderen, blijkt ook de kennis van dementie een probleem. Dat is op zich ook niet verwonderlijk. In de studie medicijnen wordt aan hersenkunde en dementie nauwelijks aandacht besteed. Het begrijpen en doorgronden van gedrag van demente ouderen en hierop beleid voeren, kan van een huisarts dan ook niet worden verwacht. De huisarts is te veel generalist om ook geriater te kunnen zijn.
Hier ligt een hele uitdaging voor veel huisartsenpraktijken in Nederland, nu van ouderen verwacht wordt dat ze langer thuisblijven. Ouderen hebben gemiddeld genomen de laatste twee jaar van hun leven de meeste zorg nodig, meer dan hun hele leven ervoor. Onder die ouderen zijn veel mensen met dementie. De meeste mensen met dementie wonen thuis, alleen of met een partner.
Als er in een huisartsenpraktijk met acht huisartsen en zes ouderenspecialisten te weinig kennis in huis is om demente mensen goed bij te staan, lijkt die organisatie, ondanks alle goede bedoelingen, niet voorbereid op de toekomst. Een toekomst die eigenlijk al is aangebroken.
Gebrek aan tijd en/of kennis van dementie binnen huisartsenpraktijken mag niet vertaald worden in adviezen tot verpleeghuisopname. Gezondheidswetenschappers berekenden al dat binnen niet al te lange tijd de verpleeghuizen voor het grootste gedeelte gevuld zullen zijn met mensen met dementie. Van de verzorgers die hen daar begeleiden, verzorgen en verplegen is slechts 30 procent voldoende opgeleid om vakkundig om te gaan met mensen met dementie. Ook daar zit dus een groot gat.
Laat er daarom meer aandacht zijn voor de specifieke kennis die nodig is om om te gaan met mensen met ouderdomskwalen en dementie. Dat de waardigheid van ouderen en goede zorg voor hen al in de eerste lijn gesmoord worden, vind ik verontrustend. Goede zorg houdt meer in dan een doorverwijzing naar een verpleegtehuis.
De auteur is directeur van Kroese Kits particuliere zorg en verpleging.