„Je bént niet je depressie”
Barbara Bernschein (54) werkt als jurist bij een grote verzekeraar. Ze houdt van haar baan, is goed in wat ze doet en maakt opdrachten af. Altijd. Als ze een zwart jasje draagt, moet je opletten. Ergens over haar schouder loert dan een depressie.
De eerste keer sloeg de depressie keihard toe via een burn-out. Barbara Bernschein was 40 jaar, ze had jarenlang hard gestudeerd en gewerkt en doelen gehaald, en toen was het opeens over. „Ik kon niet eens meer opstaan, mijn been kreeg ik niet uit bed gezet. Het ging technisch dus ook echt mis. En ik was alleen maar aan het huilen.” Ze raakte veertien maanden uit de running en verloor haar baan. Haar werkgever –een overheidsinstantie– geloofde niet dat ze ziek was. Barbara Bernschein somber? Zo’n vrolijk, flamboyant, gedreven en succesvol mens? Collega’s dachten dat ze simuleerde.
„De buitenkant is niet de binnenkant”, zegt Bernschein met een lach. „Ook al ben ik depressief, je ziet het niet aan me. Maar het zit er dan wel, vanbinnen. Tijdens zo’n periode, die wel twee jaar kan duren, ben ik heel erg somber, kan ik niet slapen, heb ik hoofdpijn, ben ik vergeetachtig en kan ik me moeilijk concentreren. Mijn analytisch vermogen is ver te zoeken.
Wat heel erg is: ik voel dan niks meer, en ik voel me ook niet meer verbonden met mijn medemens. Het is net alsof ik aan de ene kant van de rivier sta, en alle anderen aan de overkant; ik hoor er niet bij. Ik ben dan een stofje in de kosmos, zo nietig. Dat is het. En wat is een stofje in de kosmos? Volstrekt niks. Dat is heel naar. Het leven is zwaar, alles is zwaar. Ik lijd aan het leven.
Ik wilde niet meer, het moest ophouden. Allerlei existentiële vragen kwamen boven, zoals: Wat is de zin van het bestaan? En: Heb ik mijn taak volbracht, is het goed zo? Waarna ik besloot: Ja, ik heb mijn taak volbracht. Ik heb twee prachtige kinderen, ik heb gestudeerd, leuk werk gehad, de reizen gemaakt die ik wilde maken. Mijn oude ”bucket list”, het wensenlijstje dat ik van jongs af aan had, is afgehandeld. Wat zou er nog meer kunnen komen? Ik verlangde naar de dood.
Mensen vroegen: Maar je hebt twee jongens, weerhoudt je dat niet? Maar ik voelde de verbinding niet meer, en dus zou de gedachte aan mijn kinderen me niet weerhouden.”
Alarmbellen
„Later kreeg ik een mooie baan bij een grote verzekeraar aangeboden, terwijl ik in de WAO zat. Ik vind mijn werk altijd zo ontzettend leuk, ik weet niet van ophouden. Ik doe veel vrijwilligerswerk en daarbij weet ik óók niet van ophouden. Als ik hoofdpijn krijg en niet meer goed kan slapen, weet ik intussen wel: nu moet ik even rustig aan doen.
Je zou zeggen: als je zo’n zware tijd een keer hebt meegemaakt, zorg je dat het niet nogmaals gebeurt – maar toch ging ik op mijn 52e opnieuw onderuit. Alleen was ik fysiek toen niet zo uitgeput als de eerste keer.
Die tweede keer was mijn manager degene die me naar een kliniek bracht voor een intakegesprek. Hij regelde dat ik twee dagen later kon worden opgenomen, en toen ging hij opnieuw mee. Het was drie uur reizen, enkele reis.
Tijdens een gesprek met mij waren bij hem alle alarmbellen gaan rinkelen. Hij vroeg dingen als: Met welk vervoersmiddel ga je nu naar huis? Toch niet met de trein? En hij vroeg door: Straks op het station, wat doe je dan?
Als ik vooraf geen openheid van zaken had gegeven, had hij niet geweten waar hij op moest letten. Dat het bij mijn tweede depressie anders liep, ook op het werk, heeft mede te maken met mijn houding. Op mijn 40e zei ik alleen: Ik kan niet meer. De tweede keer lichtte ik toe wát ik dan niet kon en waar ik mee worstelde.
Wanneer je depressief bent, heb je geen fut, kun je eigenlijk niks; dan is het fijn als iemand even helpt, en dat doet mijn baas. Hij geeft leiding aan 110 mensen, het bedrijf heeft 18.000 werknemers – een organisatie is nooit te groot voor betrokkenheid.”
Dierbare vrienden
„Vanmorgen vroeg ik mijn huidige manager hoe het is om een medewerker te hebben die met depressies kampt. Voor hem heeft het twee kanten, zei hij. Als ik in een sombere fase zit, is het heel intensief, soms zelfs eng. Hij houdt er rekening mee dat hij op een dag wordt gebeld dat men mij dood heeft gevonden. Verder zei hij: „Aan de andere kant heb je iets manisch; je bent enorm enthousiast in je werk, en daar kan ik erg van genieten.”
Dit heb ik wel echt geleerd sinds mijn tweede depressie: anderen uit te leggen hoe het is. Ik heb verteld over mijn aandoening, gezegd dat ik worstel met het leven, en door hierover te praten krijg je een dieper contact met je medemens. Heel veel collega’s zijn dierbare vrienden geworden. Of het nu te maken heeft met mijn psychische klachten of met mij als persoon, dat weet ik natuurlijk niet precies, maar het is wel zo dat het ergens over gáát als ik collega’s spreek.
Aan het eind van de klinische opname maakten we een terugvalpreventieplan, waarin de vraag aan de orde komt: Hoe kan je omgeving zien dat het slecht gaat? Dat plan heb ik met mijn manager besproken; hij weet welke signalen duiden op een groene fase, welke op oranje en welke op rood. Als ik bijvoorbeeld niks meer zeg in een vergadering, is dat een teken dat het niet goed gaat. Normaal klets ik mensen de oren van het hoofd. Zoiets geldt ook voor kleding: ik houd van kleurige kleding, maar wanneer ik vooral zwart en grijs ga dragen, is dat een signaal om door te vragen hoe het met mij gaat. Ik heb mijn naaste collega’s een gebruiksaanwijzing van mezelf gegeven.
Op het moment dát het slecht gaat en ze me aanspreken of proberen te helpen, denk ik: het maakt allemaal niets uit. Maar als ik terugkijk, weet ik: door de steun van mensen heb ik overleefd. Werk heeft daarbij een grote rol gespeeld, en een manager die goed luistert maar me tegelijk als werknemer blijft aanspreken. „Oké, je voelt je machteloos, maar je bent het niet, dus wat ga je aan project X doen?” vroeg hij op een slechte dag. Project X! Terwijl ik aan een overdosis pillen liep te denken. Hoe het ook gaat, ik voel me erg verantwoordelijk voor mijn werk, en als ik een opdracht krijg, moet ik die uitvoeren. Project X moest ik dus wel eerst afmaken.
Dat project X me op zo’n moment weerhoudt van suïcide en de gedachte aan mijn kinderen niet, moet ik toelichten. Ik ben ervan overtuigd dat ik mijn jongens heb opgevoed tot zelfstandige mannen die het prima gaan redden in het leven. Project X is nog niet voltooid. Daar heeft dit mee te maken.”
Loslaten
„De depressie is niet weg; ze sluimert op mijn schouder. Alleen: ik ben niet mijn stoornis; die is maar een deel van mij. Een mens heeft meer te bieden dan zijn mankement. Dat besef is belangrijk als je gaat solliciteren. En lukt het niet om een baan te krijgen, ga dan zolang vrijwilligerswerk doen, is mijn advies. Zodat je merkt hoe belangrijk het is om er gewoon te zíjn.
Zelf leerde ik dat via mijn vrijwilligerswerk in de hospice. Daar is het totaal niet belangrijk wat je in de buitenwereld doet, het gaat er alleen om dat je er bent. Al heb je nog zulke rare tics, de stervende is blij dat je bij hem zit – dat vond ik een machtige ervaring, je hoeft verder niks te kunnen.
En nog iets. Doordat ik mij soms niet goed kan concentreren op het werk, moet ik ook leren loslaten. Daar ben ik eigenlijk niet zo van, ik ben redelijk perfectionistisch ingesteld, wil alles tot in detail weten. Maar soms zitten er gaten in mijn geheugen.
Nu blijkt dat ik ondanks dat toch kan functioneren. Kennelijk hoeft 150 procent niet per se, 100 evenmin, en met 80 gaat ook goed. Niemand die de gaten opmerkt; ik ben de enige. Nu denk ik: oké, ik mis een onderdeel, maar verging de wereld daardoor? Nee, die is niet vergaan.”
Weg met etiketjes
De stichting Samen Sterk zonder Stigma geeft workshops, zaterdag in Utrecht. Ervaringsdeskundigen –„werkambassadeurs” noemt de stichting hen– vertellen hoe zij omgaan met hun depressie in combinatie met hun baan.
Doel van de stichting, die drie jaar geleden werd opgericht, is dat het taboe op psychische aandoeningen wordt doorbroken en dat discriminatie van mensen die psychisch kwetsbaar zijn stopt. „Dat is nodig omdat stigma’s –oftewel etiketjes– soms als erger worden ervaren dan de aandoening zelf”, aldus Judith de Laat van Samen Sterk zonder Stigma. „Stigma’s belemmeren het herstel, of zorgen ervoor dat mensen niet op tijd hulp zoeken omdat ze bang zijn voor een etiketje. Zelfstigmatisering valt hier trouwens ook onder.” Door breed informatie te verspreiden en ambassadeurs binnen grote bedrijven te zoeken werkt de stichting aan bewustwording van het probleem. Hieronder enkele belangrijke tips van de stichting voor mensen met een psychische aandoening.
Voor werknemers
lWees open. Maak je aandoening bespreekbaar op je werk. Bereid een eerste gesprek goed voor.
lPas je boodschap aan aan degene met wie je het gesprek voert. Bedenk vooraf wat je wilt vertellen en waarom je het aan die persoon wilt vertellen.
lDoseer je boodschap. Vertel bijvoorbeeld vooral wat de consequenties zijn in relatie tot je werk.
Voor werkgevers
lOpen als manager het gesprek: dat geeft de medewerker het gevoel dat er echt aandacht is en er naar hem geluisterd wordt.
lSpreek je zorg uit, maar ook waardering voor het werk dat de medewerker verzet.
lBespreek de risico’s en valkuilen, praat over oplossingen.
lWees niet te bang om iemand aan te nemen. Bij een werknemer met een psychiatrisch verleden kán het risico op uitval groter zijn. Door dit te onderkennen en samen in een vroegtijdig stadium over oplossingen te praten kan dit risico worden beperkt. Medewerkers van wie niet bekend is dat zij een psychiatrisch verleden hebben kunnen net zo goed last krijgen van psychische aandoeningen. Dit risico is echter onbekend en daardoor ook veel lastiger te beïnvloeden.
Voor sollicitanten
lZorg dat je een realistisch beeld van jezelf hebt. Bedenk wat je goed kunt en wat minder goed.
lZet alleen relevante informatie in je brief en cv. Ga niet in op je psychische problemen.
lLeg de nadruk op vaardigheden die voor de functie van belang zijn.
lGebruik alleen globale jaartallen in je cv, zo valt een eventueel gat minder op.
lZet geen onwaarheden in je cv.
Themadag: Depressie en werk(loosheid)
Het thema van de landelijke dag van de Depressie Vereniging, zaterdag 6 juni, is ”Depressie en werk(loosheid)”. In Het Vechthuis in Utrecht (Jagerskade 13-15) worden lezingen gegeven en workshops gehouden. Aanmelden kan via depressievereniging.nl.