Asscher heeft de afgelopen tijd gesproken met enkele Turkse organisaties in Nederland. Een daarvan is Diyanet, de Turkse overheidsdienst voor godsdienstzaken. Die stuurt imams naar Nederland die in dienst zijn van de Turkse staat. De cursussen zouden voor die imams gelden, maar ook voor predikers uit andere landen.

Asscher heeft met de Turkse organisaties onder meer gesproken over „de mogelijke invloed” van Turkije op de Turkse gemeenschap in Nederland. Daar moet Nederland alert op zijn, vindt de minister, zeker als het leidt tot „het remmen of beknotten van de mogelijkheden” van Turkse Nederlanders om „optimaal te integreren en participeren”.

Jongerenimam Yassin Elforkani van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) vindt het een „uitmuntend plan” van Asscher. Toch heeft hij ook een kritiekpunt. „Wat we een beetje zijn vergeten, is dat het tijd wordt voor een serieuze opleiding voor imams in Nederland. Dat is veel dringender. We moeten niet altijd blijven importeren”, zegt hij.

Volgens Elforkani begrijpen hier opgeleide imams beter in welke wereld Nederlandse moslimjongeren leven. „Moslims die hier geboren en getogen zijn, hebben een Nederlandse manier van denken. Ze zijn weerbaarder en houden van debat. Maar in het buitenland worden kritische vragen soms gezien als onbeschoft.” Dat moeten imams kennen en dat gaat verder dan kennis van taal. „Imams moeten Twitter en Facebook kennen. En hoe ga je om met tegengeluiden? Hoe ga je om met mensen die niet gelovig zijn en met mensen die je geloof achterlijk vinden?”