EU kost Europese burger gemiddeld jaarlijks bijna 300 euro
BRUSSEL. Eurocommissaris Kristalina Georgieva (Begroting) heeft deze week de EU-ontwerpbegroting voor volgend jaar ingediend. „We komen tegemoet aan de meest dringende behoeften en streven naar de best mogelijke resultaten”, zei de Bulgaarse in een toelichting.
Hoeveel geeft de EU volgens het voorstel in 2016 uit?
Aan daadwerkelijke uitgaven is een bedrag voorzien van 143,5 miljard euro. Dat betekent een stijging van 1,6 procent ten opzichte van dit jaar. Gecorrigeerd voor de inflatie mogen we spreken van nagenoeg een stabilisatie.
Als we als uitgangspunt nemen de verplichtingen die aangegaan worden, en die misschien pas op een later tijdstip tot betalingen leiden, komen we uit op 153,5 miljard euro. Bij die optelsom is er sprake van een verlaging van 5,2 procent.
Dat zijn de absolute getallen, maar waarover praten we als we die bezien in de juiste verhoudingen?
Het budget van de EU omvat ongeveer 1 procent van het totale bruto binnenlands product (bbp) van de 28 lidstaten. Hun overheden geven samen vijftig keer zo veel uit als de EU. Nog een cijfer: in 2013, zo heeft Brussel berekend, kostte de EU de Europese burger gemiddeld bijna 300 euro, om precies te zijn 283 euro.
Waaraan wordt het geld volgend jaar zoal besteed?
Bijna de helft valt onder de categorie voor het bevorderen van economische groei, werkgelegenheid en, via research en innovatie, concurrentiekracht. Een groot deel ervan stroomt via allerlei subsdies naar de zwakkere regio’s. Genoemde bestemmingen krijgen de hoogste prioriteit van de zittende Commissie, onder voorzitterschap van Jean-Claude Juncker. Tegen die achtergrond wil zijn team ook een post vrijmaken om het beoogde Europese investeringsfonds van de grond te tillen, dat moet resulteren in extra investeringen tot een grootte van 315 miljard euro.
Verder vragen de actuele omstandigheden in Europa en verder weg om flink wat extra middelen. Daarbij moeten we denken aan de uitdagingen op het terrein van de migratie, met de vluchtelingentoestroom via de Middellandse Zee, en aan humanitaire steun voor burgers in landen als Oekraïne, Syrië en Irak.
Het ambtenarenapparaat van de Unie (zo’n 55.000 medewerkers) kost volgend jaar 8,9 miljard euro (plus 2,9 procent), en met de overdrachten aan boeren (het gemeenschappelijk landbouwbeleid) zal 43 miljard zijn gemoeid (min 1,4 procent).
Waar haalt de EU haar inkomsten vandaan?
Zij put uit een drietal bronnen. Zo kan zij beschikken over douanerechten en landbouwheffingen die de lidstaten bij de invoer innen en die ze doorsluizen naar de kas in Brussel. Ook gaat 0,3 procent van hun btw-opbrengsten daar naartoe.
Het hoofdbestanddeel, rond de 70 procent, zijn de ‘contributies’ van de individuele landen op basis van hun welvaart. Die worden vastgesteld aan de hand van hun bruto nationaal inkomen. Dat is de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten en het saldo van dividend-, winst- en rentetransacties met het buitenland.
Blijft er achteraf geld over, dan wordt dat teruggeboekt naar de lidstaten. De EU mag, anders dan de nationale overheden, geen tekort hebben, leent dus niet op de kapitaalmarkt en heeft daardoor geen schulden.
Wie stelt de hoogte van de EU-uitgaven vast?
De EU legt in grote lijnen de begroting telkens voor zeven jaar vast. De regeringsleiders bepalen het totale plafond voor die termijn en de globale verdeling over de diverse onderdelen. De huidige periode loopt tot 2020. De jaarlijkse bedragen moeten passen binnen dat meerjarige financiële kader.
Hoe ziet de verdere procedure voor 2016 er uit?
De ministers van de lidstaten (Raad van Ministers) en het Europees Parlement zijn de budgettaire autoriteiten van de EU. Zij beslissen. Als zij het niets eens zijn met elkaar vinden er in november onderhandelingen plaats tussen deze twee instellingen. Is er bij de aanvang van het nieuwe jaar nog steeds geen overeenstemming, dan mag elke maand een twaalfde deel van de uitgaven in het vorige jaar worden besteed.