Boek over rechtsstaat van dr. B. J. Spruyt van grote betekenis
We leven in een rechtsstaat en daar mogen we dankbaar voor zijn. Een rechtsstaat is zeker geen rustig bezit. Wij beleven tijden van fundamentele veranderingen, ook in het denken over staat en recht. De rechtsstaat wordt bedreigd door de seculiere meerderheid.
Juist christenen dreigen daardoor steeds meer onder druk te komen. Daarom is het verschijnen van het boek ”Voor vrijheid en religie” van historicus en publicist B. J. Spruyt van zo grote betekenis.
De ideologische doorbraak is volgens dr. W. Aalders (in zijn ”Theocratie of ideologie”) de grote tragedie van de twintigste eeuw. Deze ideologieën bedreigen ook onze rechtsstaat. Spruyt laat in zijn boek, dat als ondertitel heeft ”Protestantse teksten over rechtstaat, tolerantie en christelijk burgerschap”, duidelijk zien waar de wortels van onze rechtsstaat liggen. Zonder het christelijk geloof geen vrijheid, geen rechtsstaat en geen tolerantie, aldus de kern van zijn betoog. Hij neemt daarmee terecht krachtig stelling tegenover het moderne liberale denken, dat de bron van de rechtsstaat zoekt in verlichting en revolutie.
Wilhelmus
Om zijn visie te onderbouwen heeft Spruyt een aantal teksten gebundeld en van inleidend commentaar voorzien. Daarbij zijn indrukwekkende teksten uit de nationale geschiedenis, zoals het ”Plakkaat van Verlatinge”. Mooi is dat het Wilhelmus en liederen uit Valerius’ ”Gedenck-Clanck” zijn opgenomen. Ook Luther en Calvijn komen in beeld. Daarnaast zijn er beschouwingen van gezaghebbende denkers over staat en religie als Groen van Prinsterer, de jurist Paul Scholten en theoloog Van Ruler. Kortom, een belangwekkende verzameling, die tot lezing en herlezing nodigt.
De keuze van auteurs en teksten moet uiteraard worden gezien in het licht van het doel dat de schrijver voor ogen staat. Hij beoogt hiermee studie en onderwijs te dienen, maar biedt tevens wapens in de huidige ideologische strijd. Het boek heeft daarmee ook een apologetisch karakter. Spruyt rondt zijn inleidende commentaar af met een aantal stellingen. Daarin legt hij sterk de nadruk op het wezen en de wortels van de tolerantie. Ik heb de indruk dat hier nog een tweede speerpunt van Spruyts boodschap ligt, vooral voor eigen kring: hij benadrukt dat de tolerantiegedachte wezenlijk is voor het christelijk denken. Tolerantie als confessie en niet louter als concessie. Zeer actueel in het licht van de steeds weerkerende discussies over theocratie, artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) en de acceptatie van godsdienstvrijheid.
Genormeerde vrijheid
Een enkele kanttekening. Terecht benadrukt Spruyt dat de strijd om de christelijke vrijheid het fundament van de Nederlandse geschiedenis en cultuur vormt. Daarin vindt ook de tolerantie haar wortels, zie het bekende artikel XIII van de Unie van Utrecht. Maar daarmee is de vraag nog niet beantwoord hoever deze tolerantie reikt. We zouden de historie geweld aandoen als we willen doen geloven dat onze vaderen streden voor absolute godsdienstvrijheid of onbeperkte tolerantie, zoals men die nu voorstaat. Waar het hen ten diepste om ging was de vrijheid om God naar Zijn Woord te dienen; in dat licht staat ook de worsteling om de wording van onze natie. Inderdaad ging het om vrijheid, maar wel een genormeerde vrijheid.
De tragiek van de rechtsstaat, zoals die zich nu ontwikkelt, is juist dat deze zich steeds meer van zijn christelijke wortels losmaakt. Dat heeft ingrijpende gevolgen. De rechtsstaat heeft zich bij ons normatief steeds meer verbonden met de democratie. Men spreekt daarom meestal van de democratische rechtsstaat. Maar dan is wel de vraag welk democratiebegrip hier aan de orde is. En dat is juist onder invloed van de Franse Revolutie steeds meer de gedachte van de volkssoevereiniteit. De meerderheid is dan de norm en niet meer Gods Woord. Dan wordt een rechtsstaat in plaats van door vrijheid en tolerantie gekenmerkt door de dictatuur van de meerderheid. Dat verklaart waarom juist christenen ondanks onze zogenaamde rechtsstaat steeds meer in de verdrukking komen. Dat is in feite het gevaar van het liberalisme, waarvoor Groen van Prinsterer al met kracht heeft gewaarschuwd.
Strijd der geesten
Spruyt signaleert deze gevaren ook en wijst terecht op het gevaar van een ochlocratie (de regering van de massa). Tekenend is dat de overgangsfase naar de ochlocratie getypeerd kan worden met een overdreven beroep op het gelijkheidsdenken. Dat is nu precies wat er momenteel aan de hand is. De vrees is gewettigd dat een beroep op de christelijke wortels van onze rechtsstaat in het huidige geestelijke klimaat weinig indruk zal maken: ieder beroep op Bijbelse noties in het publieke domein wordt buiten de orde verklaard. Dat tekent de ernst van de situatie. De strijd der geesten openbaart zich ook op dit terrein.
Dat brengt mij bij een kritische opmerking. Spruyt plaatst het in artikel 36 van de NGB verwoorde beginsel nogal gemakkelijk buiten haken door te stellen dat dat in vroeger eeuwen niet aan de politieke orde was; de discussie over dit artikel zou vooral zijn opgeroepen door ds. G. H. Kersten. Daarmee miskent hij echter dat het hier gaat om een geloofsartikel dat duidelijk Bijbelse wortels heeft en in de lijn van de Reformatie breed werd gedragen.
Bovendien onderschat hij daarmee de principiële waarde van dit artikel juist in de huidige context, waarin acceptatie van zogenaamde neutraliteit en een verkeerde invulling van de scheiding van kerk en staat ook onder ons steeds meer lijken door te dringen. De beperkte ruimte laat mij helaas niet toe hierop dieper in te gaan, maar hier ligt wel een aangelegen punt.
Dit neemt zeker niet weg dat we hier te maken hebben met een zeer waardevolle publicatie. Spruyt heeft de discussie over het zo wezenlijke thema van recht en staat een belangrijke dienst bewezen. Hij heeft er goed aan gedaan ons rijke verleden op deze wijze opnieuw toegankelijk te maken.
Boekgegevens
Voor religie en vrijheid, dr. B. J. Spruyt; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2015; ISBN 978 90 7883 300 0; 303 blz.; € 24,90.