Dat zei Wim Korf, projectdirecteur HSL-Zuid van het ministerie (1995-2001), woensdag tegen de parlementaire enquêtecommissie die het debacle van de Fyra onderzoekt. De enquête moet antwoord geven op de vraag waarom de Fyra-treinen vijf jaar te laat gingen rijden tussen Amsterdam en Brussel en er door grote technische mankementen al snel mee moesten ophouden.

Eerder hield Korf het er nog op dat het NS-bod onverwacht hoog was. Later zei hij dat het aan de spoorwegen is om dit bod gestand te doen, niet aan de ambtenaren op het ministerie. „Ik mag een bod niet zomaar afwijzen op prijs”, voerde Korf aan. „De NS heeft nooit gezegd dat ze het niet zouden halen. Dat moet u niet de overheid verwijten, maar de NS. De NS speelt altijd het slachtoffertje in dit soort processen. Daar moeten ze maar een keer op aangesproken worden. Wat is dit voor gekkigheid?”

Korf zou nooit met het bod zijn gekomen. „De NS heeft er een potje van gemaakt, ik zou een reëel bod hebben gedaan.” Maar dat er geen Fyra-treinen rijden, komt niet door het hoge bod, vindt hij. De NS heeft het laten afweten toen ze de opdracht eenmaal binnen hadden. “De NS is een grote vent. Die hadden het moeten klaarmaken en waarmaken. Dat is niet gebeurd. Ik heb mij daaraan geërgerd.”

De tarieven van de hogesnelheidslijn zouden tot 60 procent hoger liggen dan normale treinkaartjes. De NS wilde deze tarieven wel omlaag brengen, maar daar moest dan wel een lagere jaarlijkse afdracht aan de overheid tegenover staan omdat het vervoer op de hogesnelheidslijn dan duurder zou worden voor de NS.

De mogelijkheid voor deze tariefverlaging werd wel in het contract tussen NS en overheid opgenomen, maar Korf stelde dat meteen duidelijk was dat het nooit zover zou komen. Hij vond de lagere tarieven niet nodig en betwistte het bedrag van 47 miljoen dat de spoorwegen ervoor terugvroegen.