Van Rijn: Uitbetaling pgb grotendeels op orde
DEN HAAG (ANP). De grootste problemen met de uitbetaling van het persoonsgebonden budget (pgb) zijn volgens staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid) voorbij. Ruim 94 procent van de zorgverleners die hun gewerkte uren correct declareren, krijgen binnen vijf tot tien dagen uitbetaald.
Ook de uitbetaling aan mensen met een vast loon uit een pgb gaat goed. Dat heeft Van Rijn maandag geschreven aan de Tweede Kamer, die hem tot 15 mei de tijd had gegeven het systeem op orde te krijgen.
Sinds 1 januari regelt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de uitbetaling van het pgb, waarmee mensen zelf hun zorg regelen. Sindsdien regent het klachten van zorgverleners die niet of te laat hun geld krijgen.
Volgens de staatssecretaris, die maatregelen nam om de problemen aan te pakken, zijn de toegezegde resultaten behaald. Omdat nog niet alles goed gaat, blijft het team bestaan dat in zo’n geval spoedbetalingen kan doen. Ondertussen wordt er volgens Van Rijn alles aan gedaan om te zorgen dat de resterende problemen worden opgelost.
„Ik baal ongelooflijk van de betalingsproblemen waar budgethouders en hun zorgverleners last van hebben gehad de afgelopen maanden en betreur de daarmee gepaard gaande overlast voor betrokkenen zeer. Het is goed dat de genomen maatregelen effect hebben. Daarmee is het werk allerminst klaar, maar het is wel een belangrijke stap”, aldus Van Rijn. Hij moet zich woensdagavond opnieuw in de Tweede Kamer verantwoorden voor de uitbetalingsproblemen. Oppositiepartijen vroegen eind vorig jaar herhaaldelijk of de SVB de nieuwe taak wel aankon.
Het kabinet kijkt naar een regeling om in bijzondere gevallen compensatie te geven voor de schade die is geleden door te late betalingen. Maar eerst wil Van Rijn meer inzicht krijgen in de doelgroepen, de omvang daarvan en de aard van de geleden schade. Oud-Tweede Kamerlid Andrée van Es en een topambtenaar, die samen de regie voeren op de uitvoering van het pgb-herstelplan, hebben de varianten van een mogelijke tegemoetkoming onderzocht en concluderen dat het het meest voor de hand ligt om iemands echte materiële schade te vergoeden. Daarbij moet dan wel een bepaald „drempelbedrag” gelden.