Hoofd van de VN-missie voor Ebola Peter Jan Graaff is klaar voor zijn taak
AMSTERDAM. De VN-missie tegen ebola in West-Afrika staat sinds kort onder leiding van de Nederlander Peter Jan Graaff. Het liefst drukt hij de ziekte helemaal de kop in, maar bij het einde van de missie moeten de zwaarst getroffen landen zich in ieder geval zelf kunnen redden.
Peter Jan Graaff heeft haast. Nog geen twee weken staat de Nederlander aan het hoofd van de VN-missie tegen ebola in West-Afrika (Unmeer), en de eerste deadline dient zich aan: het begin van het regenseizoen, over een week of drie. De bestrijders van ebola boeken successen in de drie meest getroffen landen. In Liberia zijn al lang geen nieuwe gevallen gemeld, in Guinee en Sierra Leone is de ziekte op haar retour.
Maar de regen zou roet in eten kunnen gooien. „We mogen niet het risico lopen weer bij het virus achterop te raken”, zegt Graaff. „We moeten een voorsprong houden en het virus elimineren voordat het te laat is.”
Mét de regen worden de wegen in de West-Afrikaanse landen, die toch al slecht zijn, zo goed als onbegaanbaar en helikopters gaan met hevige regenval ook niet de lucht in. In het vochtige klimaat steken andere ziektes de kop op die de bestrijding van ebola in de weg kunnen zitten. Malaria bijvoorbeeld, met symptomen die aan ebola doen denken. Daardoor wordt het lastiger om patiënten die echt aan ebola lijden er snel uit te pikken.
„Het zou heel mooi zijn als het aantal gevallen bij het begin van het regenseizoen op nul staat, maar of we dat redden is de vraag.” En als dat er niet in zit, hoopt Graaff zo ver te zijn dat er zich hoogstens nog zeer lokaal uitbraken voordoen. „Zodat je er meteen van op de hoogte kunt zijn, direct kunt reageren.”
Want dat is naast de dalende aantallen het belangrijkste goede nieuws van de laatste tijd: de ziekte komt op steeds minder plaatsen voor. Volgens een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van eind april hebben in 39 van de 55 districten waar ebola was uitgebroken zich al zes weken geen nieuwe ziektegevallen voorgedaan. Van de 33 gevallen die in de week tot 26 april werden gemeld, deed driekwart zich voor in twee gebieden, in het grensgebied van Guinee en Sierra Leone.
De betrokkenheid van de bevolking kan daar nog een stuk beter, stelt de WHO, om de oververbrenging van de ziekte een halt toe te roepen.
Het is ook wat Graaff heeft gezien in Liberia, waar hij vóór zijn huidige functie ebola crisismanager was: de rol van de bevolking is cruciaal, een harde aanpak vanuit de overheid kan averechts uitpakken.
Wat heel belangrijk was, is dat de bevolking de bestrijding van de ziekte in eigen hand nam, met maatregelen zoals een betere hygiëne en zelfisolatie, zonder te wachten op de regering of op internationale steun. Met succes uiteindelijk: Liberia kijkt uit naar vandaag want dan zal het land officieel vrij van ebola zijn. Het is dan 42 dagen na de begrafenis van het laatste slachtoffer, wat overeenkomt met tweemaal de maximale incubatietijd van ebola.
Met deze aanpak van onderaf, vanuit de bevolking, moet de ziekte ook verdwijnen uit Guinee en Sierra Leone. Wanneer het zover is? Graaff gaat ervan uit dat zijn missie in augustus ophoudt te bestaan. „Dat wil niet zeggen dat er dan geen gevallen kunnen zijn, maar dan moet er wel een structuur bestaan om met bestaande gevallen om te gaan en te zorgen voor minder uitbraken.”