Cultuur & boeken

De loden last van het zwijgen

Als de 8-jarige Michiel van Dongen na een evacuatie van enkele maanden in mei 1945 thuiskomt, is hij zijn vriend kwijt. „Ik speel niet met landverraders”, bijt Matthieu hem toe. „NSB’er!” Voor Michiel begint de oorlog pas ná de Tweede Wereldoorlog.

4 May 2015 21:13Gewijzigd op 15 November 2020 18:41
Reinald Molenaar. Foto RD, Anton Dommerholt
Reinald Molenaar. Foto RD, Anton Dommerholt

Zijn romandebuut ”Thuis zonder ramen” schreef Reinald Molenaar (1984) vanuit het perspectief van de zoon van een foute Nederlander. „Ik heb me altijd geïnteresseerd in psychologische processen”, zegt de auteur, in het dagelijks leven journalist bij het Reformatorisch Dagblad.

Ik heb veel zin om weer naar huis te gaan en mama en papa te vertellen over de boerderij. Misschien willen ze er wel gaan kijken. Papa en mama vonden het niet leuk dat ik niet mee kon gaan naar opa en oma. Dat zag ik aan hun gezichten. Maar ze huilden niet. Grote mensen huilen niet als ze verdrietig zijn. Dat doen ze alleen in hun hart, zegt Frank.

Hoe kwam u op dit onderwerp?

„Dat werd me aangereikt door de uitgever. Ik had weleens laten vallen dat ik ooit nog een roman zou willen schrijven. Vanaf mijn veertiende of vijftiende schrijf ik korte verhalen, invallen of zomaar losse flarden. Ik heb gemerkt dat dit een goede manier is om mijn gedachten op een rijtje zetten. Mijn uitgever wilde in het kader van 70 jaar Bevrijding een roman uitbrengen over een kind van een NSB’er. Dat sprak me wel aan, juist omdat er lange tijd geen aandacht was voor NSB-kinderen. Ik was er eigenlijk wel benieuwd naar hoe het was om kind van een foute Nederlander te zijn. In mijn roman heb ik vooral duidelijk gemaakt dat Michiel tijdens de oorlog, als evacué, eigenlijk heel gelukkig was. Voor hem begon de oorlog pas ná de oorlog.”

Trompetgeschal verbreekt de stilte. De Last Post wordt gespeeld. IJle tonen klinken over de Dam. Het publiek op de tribune gaat staan. Het gaat alweer beter. Stommerd, je gaat hier toch niet staan snotteren? Even moet ik glimlachen als ik bedenk dat mensen om mij heen zouden kunnen denken dat ik ontroerd ben door het monument of misschien zelfs dat mijn vader een omgekomen verzetsheld is. Nee hoor mensen, mijn vader was lid van de NSB. Het is een achterbaks mannetje dat zijn kinderen sloeg.

Een historische roman vraagt om het nodige onderzoek.

„Met mijn studies Nederlands en geschiedenis had ik een goed vertrekpunt voor dit boek. Als schrijver moet je je inderdaad grondig verdiepen in de tijd waarin het verhaal speelt. De feiten moeten kloppen. Ik was trouwens heel blij toen ik ontdekte dat juist in de periode waarover ik wilde schrijven het oorlogsmonument op de Dam werd gebouwd. Dat gegeven kon ik heerlijk verweven met Michiels mijmeringen over de oorlog. Gelukkig zijn er beelden en geluidsopnames van de onthulling in mei 1956 bewaard gebleven.

Natuurlijk heb ik ook het nodige over de Tweede Wereldoorlog en over de positie van NSB-kinderen gelezen. Vorig jaar was ik aanwezig bij de presentatie van ”Kinderen van foute ouders” van Chris van der Heijden, die voor dat boek veel kinderen van NSB’ers heeft gesproken. Wat opviel was dat er in geen enkel gezin over het verleden werd gepraat. Voor een deel was dat eigen aan de jaren vijftig, maar in die gezinnen heerste echt een zwijgcultuur. Daardoor gingen sommige dingen een eigen leven leiden, werden ze uitvergroot.”

„Hebben jullie het de laatste jaren weleens gehad over de oorlog?” De vraag lijkt mij neutraal genoeg om netjes te zijn en duidelijk genoeg om te begrijpen.

Moeder staat op en loopt naar de keuken. Het lijkt alsof ze het niet gehoord heeft. Als ze terugkomt, ziet ze er minder blozend uit. Meer als de moeder van vroeger. Ze kijkt me aan met een hulpeloze blik. Ik krijg medelijden met haar. Ze weet er misschien ook helemaal geen raad mee. Wat vraag ik haar ook. (…)

„We hebben het er nooit meer over gehad”, zegt ze met een zucht.

Dat zwijgen is een belangrijk thema in de roman…

„Als Michiels vader had gepraat, dan was zijn NSB-verleden nooit zo’n enorm probleem voor zijn zoon geworden. Nu draagt Michiel een last met zich mee waarvan hij niet weet hoe groot die is. Hij vraagt zich voortdurend af wat zijn vader precies deed in de oorlog, of hij misschien mensen heeft verraden. Daar kan hij op zijn beurt met niemand over praten. Dat heeft een negatieve invloed op zijn persoonlijke ontwikkeling. Omdat hij niet goed meer weet wie hij is, belandt hij in een identiteitscrisis. Hij koestert een diepe haat tegen zijn vader en moeder. Als hij in Amsterdam geschiedenis gaat studeren, gaat hij twijfelen: Was het allemaal wel zo erg in de oorlog? Zijn vader was vroeger toch heel aardig? Die psychologische kant interesseert me heel erg.”

Heel graag zou ik eens met iemand willen praten over thuis, over vader, over mijn jeugd en over alles wat ik toen niet begreep. Maar als ik dat wil, moet ik bedenken dat dat gevolgen heeft. Dat heb ik van David geleerd. Eén keer praten en daarna zwijgen heeft geen zin.

Lost praten alles op?

„Als er niet wordt gepraat gaat het in ieder geval mis. Maar het is wel belangrijk dat je de juiste mensen in vertrouwen neemt. In mijn roman vertelt de Joodse medestudent David in een dronken bui tegen Michiel dat zijn ouders door de Duitsers zijn omgebracht. Maar de volgende dag wil hij daar niets meer over kwijt. Voor Michiel is dat heel moeilijk, omdat hij hierdoor niets kan met dat verhaal van zijn vriend. Hij beseft daardoor wel dat hij niet zomaar met iedereen over zijn eigen moeilijkheden moet gaan praten. Overigens betekent de naam Michiel ”Wie is als God?” Het antwoord op deze vraag is: niemand is als God. God is anders dan een aardse vader. De naam heeft ook iets vertroostends. De oorlog heeft de verhouding tussen Michiel en zijn vader grondig verziekt. Maar ook als hij met niemand over zijn problemen kan praten, is God er.”

Mijn vader was niet alleen een NSB’er, hij was ook een foute vader. Zouden andere NSB’ers goede huisvaders geweest zijn? Misschien wel. Als je gelooft in een bepaald idee hoef je niet meteen zelf fout te zijn. Hoe slecht dat idee ook is.

Uiteindelijk blijkt dat Michiels vader niemand heeft verraden. Was hij maar een klein beetje fout?

„Tussen zwart en wit zitten veel grijswaarden. Michiels vader was een slappeling, een domme meeloper die zich door de praatjes van de plaatselijke kapper liet overhalen om zich bij de NSB aan te sluiten. Maar daar bleef het bij, hij heeft nooit iemand verraden. Er waren überhaupt geen Joden in het dorp. Michiel weet dat alles echter niet en probeert er steeds maar achter te komen hoe fout zijn vader in de oorlog is geweest. Hij herinnert zich wel dat zijn vader vroeger een vrolijke vent was; de oorlog heeft hem echter veranderd in een bange, stille man. Hij is er beschadigd uit gekomen.”

Wat zou ik graag in mijn vaders schoenen hebben gestaan, maar dan nee hebben gezegd tegen de kapper met zijn NSB, en ja tegen de helden van het verzet die hier geëerd worden. Wat zou ik dat graag willen. Aan de goeie kant staan. Geen fouten maken, maar bij de juiste mensen horen. (…) De mensen die hun vrijheid verdiend hebben.

Mag je zeggen dat kinderen van een NSB’er slachtoffers van de oorlog waren?

„Je kunt het niet vergelijken met wat de Joden is aangedaan, maar ook zij hebben geleden onder diezelfde oorlog. Er zijn voorbeelden dat dit zelfs in de derde generatie doorwerkt. Dat heb ik me niet gerealiseerd toen ik me in dit onderwerp ging verdiepen. Mensen reageren vaak bevooroordeeld zonder dat ze het beseffen. Ze weten meestal niet wat iemand heeft bewogen om een bepaalde keuze te maken of hoe het is om foute ouders te hebben. Iemand zei eens: „We pestten NSB-kinderen niet, maar ze waren wel heel geniepig.” Dat is tekenend voor de manier waarop er naar zulke kinderen werd gekeken.”

Hier stonden de mensen te juichen toen Juliana koningin werd. Elf jaar was ik. Mijn moeder wilde de pas gekochte radio aanzetten. Vader zei niets, maar draaide meteen de knop uit. „Die nieuwe koningin? Die fietst op zondag. Dat geeft geen pas. Moeder beet alleen op haar lip en zweeg. Met iets meer stemverheffing, alsof hij uit de Bijbel las, voegde vader er nog aan toe: „Wee het land welks koning een kind is.”

Michiels vader is erg godsdienstig. Ligt daar een verband met zijn keus voor de NSB?

„In religieus opzicht is de vader verknipt. Hij slaat zijn zoon bijvoorbeeld in elkaar met een verwijzing naar Bijbelteksten. Ook op dat punt is hij ontspoord. Ik geloof niet dat er een direct verband bestaat tussen iemands godsdienstige overtuiging en zijn foute houding in de oorlog. Toch is het wel een feit dat veel NSB’ers achteraf religie misbruikten voor hun gedachtegoed. Koningin Juliana werd bijvoorbeeld verweten dat ze op zondag fietste. Op die manier probeerden ze hun keuze voor de NSB te rechtvaardigen.”

Hoe meer woorden ik hoor, des te meer ik besef dat zwijgen net zo goed demonstreren is. Ik ben aan het demonstreren tegen onrecht door te zwijgen. Die hele menigte hier, die niets zegt, die is eigenlijk aan het woord. Ze zegt dat het onrechtvaardig is dat de Russen een dapper volk onderdrukken.

Michiels vader kan worden verweten dat hij in moreel opzicht verkeerde keuzes maakte. Hoe zit dat bij zijn zoon?

„Michiel ontdekt uiteindelijk dat hij een unieke persoon is met eigen verantwoordelijkheden. Zijn vriend Tom brengt hem tot het inzicht dat het tijd is om het leven in eigen hand te nemen. Dat doet hij door zich op de Dam aan te sluiten bij een demonstratie tegen de Russen die eind 1956 op een bloedige manier de Hongaarse Opstand neersloegen. Dat is zijn keuzemoment: hij kiest de kant van de onderdrukte Hongaren. In dat opzicht streeft hij zijn Joodse kamergenoot David voorbij, want die blijft steken in zelfbeklag en bitterheid.”


Boekgegevens

”Thuis zonder ramen”, Reinald Molenaar; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2015; ISBN 978 94627 82631; 159 blz.; € 12,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer