Onderwijsman dr. Van Klinken stopt na 43 jaar
Hij laat niet snel het achterste van z’n tong zien. Dr. Leunis van Klinken luistert liever naar anderen omdat hun verhaal, denkt hij, interessanter is dan het zijne. Toch, als de Veenendaalse onderwijsman in zijn „aartsvaderlijke stoel” zit en het gesprek over historische pedagogiek gaat, hoeft hij niet naar woorden te zoeken. „Ik ben een romanticus en koester het verleden.”

Het zit erop. Van Klinken (65) zet vandaag een punt achter zijn 43-jarige loopbaan in het onderwijs, waarvan een groot deel bij het Ds. G. H. Kerstencentrum in Veenendaal, de schoolbegeleidingsdienst van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Stemt het moment u treurig?
„Ik voel een zekere weemoed, ja. Het stemt tot nadenken, tot inkeer. ’t Was eigenlijk zo voorbij. Het markeert dat ik aan m’n laatste levensfase begin. De mens is sterfelijk, maar hij gelooft het meer van anderen dan van zichzelf.”
U hield in die 43 jaar talloze lezingen, vooral over opvoeding.
„Tot en met gisteravond toe, op de reformatorische basisschool in Waardenburg. Het is mooi om te doen. Soms weet ik van tevoren dat het gaat lukken, omdat ik iets te vertellen heb. Soms gaat het helemaal niet. Dan voel ik het schaamrood op m’n kaken en stap ik na afloop het liefst meteen in de auto. Het lastigst vind ik de discussie, de vragen. Ik weet de beste antwoorden vaak pas ’s avonds in bed. Dat is mijn handicap. En als ik kijk naar de opvoeding van mijn eigen kinderen, dan kom ik veel tekort. Mijn vrouw is daarin veel wijzer.”
Veel van uw lezingen gaan over de pedagogen van de Nadere Reformatie, zoals Koelman en Wittewrongel. Wat kunnen we van hen leren?
„Zij legden de nadruk in de opvoeding op godzaligheid en dienstbaarheid. Je proeft hun pastorale bewogenheid met het zielenheil van kinderen.”
Uw proefschrift gaat over christelijke pedagogen in de 19e eeuw. Zij zeggen: Belangrijke eigenschappen van de onderwijzer zijn liefde, toewijding, zelfverloochening.
„Tja, dat klinkt ons een beetje gezwollen in de oren, maar dat taalgebruik past bij de 19e eeuw. Toch zijn deze eigenschappen niet achterhaald. Voor het Driestarlectoraat passend onderwijs heb ik een notitie gemaakt over de vraag: wat zijn kenmerken van passend onderwijs op de christelijke school? Dan kom je toch weer bij deze woorden uit. Samengevat: dat de juf of meester barmhartig omgaat met kinderen die wat minder begaafd zijn.”
Een goede onderwijzer wordt geboren, niet gemaakt. Klopt?
„Zeker. Je moet voor het vak in de wieg gelegd zijn. Prof. Waterink noemde het pedagogische intuïtie: op het goede moment het goede doen voor een kind. Dat gaat veel verder dan het leren van regels om orde te houden.”
Bent u zelf voor onderwijzer in de wieg gelegd?
„Wat mij goed afgaat, is uitleggen. Ik heb ooit gesolliciteerd als leraar pedagogiek op de Driestar. Ik had dat graag willen worden, maar ben niet aangenomen.” Lachend: „Of de Driestar dat moet betreuren, weet ik niet.”
De laatste jaren werkt het Kerstencentrum veel meer samen met de Driestar. Wat is er veranderd?
„Belangrijk is hoe de verhoudingen tussen mensen onderling zijn. Maar je moet het Kerstencentrum en de Driestar niet willen laten fuseren. Dan gaat het mis. Daarvoor is er toch te weinig geestelijke herkenning. Ook de laatste jaren is er vanuit mijn kerkverband, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, bij de Driestar aan de bel getrokken. Gaat het godsdienstig gezien wel goed? Dat verhindert niet dat we kunnen samenwerken. We hebben elkaar nodig, bijvoorbeeld bij passend onderwijs. Je moet elkaar ook wat gunnen. Ik werk samen met Driestardocent Ewald Mackay aan de pedagogische canon voor de christelijke leraar. Theologisch gezien denken we verschillend. Toch kunnen we goed samen over één pad. We zoeken de verschillen niet op. Dat kun je politiek noemen, maar dat zij dan zo.”
Is er toekomst voor een kleine instelling als het Kerstencentrum?
„We zijn opgericht om leerkrachten te ondersteunen bij hun hulp aan zorgleerlingen. Dat werk doen nu de intern begeleiders op de scholen. Een positieve ontwikkeling. Toen ik van de Driestar kwam, wist ik weinig van didactiek. Leerkrachten zijn op dat gebied veel professioneler geworden. Het werk van het Kerstencentrum is verbreed met opvoedingsondersteuning. Maar ik moet eerlijk zeggen dat er voor mij geen opvolger komt, vanwege bezuinigingen.”
Niet alleen zorgleerlingen, ook hoogbegaafde kinderen krijgen speciale aandacht op school. Terecht?
„We zijn op dat gebied met een inhaalslag bezig, maar moeten oppassen dat we niet doorslaan. De gangbare gedachte in het onderwijs is: elk kind moet kunnen worden wat het in potentie is. Maar als leerling sta je niet op jezelf, je zit in een klas. Niet alleen het maximaal haalbare is belangrijk, ook dienstbaarheid. Daarom zeg ik: Laat een kind dat goed kan leren en klaar is met zijn werk, een ander kind dat leren moeilijk vindt, helpen. Natuurlijk is extra leerstof voor hoogbegaafden niet verboden, maar elkaar helpen is zeker zo vormend. Het probleem is echter dat het prestatiedenken in het onderwijs overheerst.”
Twee oud-Driestardocenten hebben een bijzondere betekenis voor u: Dankers en Florijn. Waarom?
„Dankers heeft bij mij, al op de mulo in Zierikzee, de liefde voor geschiedenis gewekt. En Florijn: tja, mensen die geen les van hem hebben gehad, hebben iets gemist. Hij had uitgesproken standpunten en wist die met overtuiging te brengen. Hij heeft mij leren denken. Je mocht hem, of je mocht hem niet. Ik lijk wel een beetje op hem. Florijn is een uitgesproken romanticus. Ik heb, net als hij, de neiging om het verleden te idealiseren.”
Is het lastig om romanticus te zijn?
„Je moet het je bewust zijn. En soms moet je jezelf corrigeren. We leven wel in 2015.”
Er is nog steeds geen reformatorische pedagogiek, ondanks herhaaldelijk aandringen van diverse kanten.
„Je moet een sluitend wetenschappelijk systeem hebben. Wat is de kern van christelijke pedagogiek? De opvoeding tot godzaligheid. Eenvoudig gezegd: het kind moet bekeerd worden. Hoe kun je dat systematiseren, heb ik mezelf afgevraagd. Hoe dan ook, Driestarpedagoog Bram de Muynck is samen met anderen bezig een wetenschappelijk handboek te schrijven.”
U zit acht jaar voor de SGP in de gemeenteraad van Veenendaal. Welke vaardigheden heb je daarvoor nodig?
„Vaardigheden die ik mis. Ik heb geen politiek gevoel in de zin van strategisch handelen. Mijn insteek is: ik ben SGP’er, dit is mijn standpunt, daar kun je me aan houden. Ik doe niet mee aan allerlei spelletjes.”
Kun je dan functioneren in de politiek?
„Ik zit er nog steeds. En de SGP in Veenendaal groeit in stemmenaantal. Toen de fractie nog niet in het college zat, stelden we ons altijd gouvernementeel op. Kwam het college met een goed voorstel, dan stemden we voor, anders tegen. Maar nu hebben we zelf een wethouder. Dan laat je ook het coalitiebelang meewegen, uiteraard zonder je principes geweld aan te doen.”
Wat voor bestuurder bent u?
„Ik kan luisteren naar anderen en probeer samenbindend te werken. Dat krijg ik via via terug. Ik bouw liever bruggen dan dat ik tegenstellingen markeer.”
Is dat handig in de politiek?
„Dat weet ik niet. Pim Fortuyn deed het omgekeerde en werd er groot mee. Althans in stemmenaantal.”
Ervaart u het raadslidmaatschap als een verrijking?
„Ik heb het niet gezocht, het is op mijn weg geplaatst. Daarom doe ik het. Maar het is niet mijn wereld. Ik ben niet in de wieg gelegd voor politicus. Ik heb geen dikke huid; die moet je wel hebben. En ook in de politiek gelden voor mij de woorden van Nicolaas Beets: de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, maar nimmer op komt dagen. Ik zie er altijd tegen op om in debat te gaan, vooral over principiële zaken. Maar soms blijft de verwachte tegenstand uit. Dat vind ik weleens wonderlijk.”
Hoe doet de SGP-fractie in de Tweede Kamer het?
Het blijft stil. Dan: „Laten we veel voor de mannen daar bidden. Je kunt aan de zijkant staan en vertellen hoe het moet, maar het valt niet mee, weet ik uit ervaring. Ze zijn in ieder geval met zuivere intenties bezig.”
Een van uw veertien kinderen is verdronken. Komt een ouder zo’n gebeurtenis ooit te boven?
„Onze Gretha is slechts twee geworden. In het begin denk je er iedere dag aan. Het slijt wel, maar het blijft een barst, een litteken. Het gebeurde in 1980, een maand voor de scheuring in mijn kerkverband: de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.”
Waarom koppelt u dat aan elkaar?
„Omdat die twee ingrijpende gebeurtenissen zo dicht bij elkaar lagen. Ds. Wink, onze predikant, leidde de begrafenis. Ook ds. Mallan was er. Ik denk dat het de laatste keer is geweest dat ze elkaar gezien hebben. Een maand later vielen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland uit elkaar.”
Hoe ziet u daarop terug?
„Het was iets verdrietigs. We moesten een keuze maken. We hebben gekozen voor onze predikant, ds. Wink. We werden daardoor Gereformeerde Gemeenten in Nederland buiten verband. Na zijn overlijden, in 2010, zijn we teruggegaan naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Dat was niet moeilijk. Je groeit naar zo’n beslissing toe. Ik ben geboren in dat kerkverband en erin opgegroeid. Een beter kerkverband weet ik niet. Het is nergens ideaal.”
U bent een bruggenbouwer. Hoe lastig is dat te praktiseren in een kerkverband dat de naam heeft tegenstellingen nog weleens op te poetsen?
„Door je er niet al te zeer mee te bemoeien. Ik heb ds. Mallan thuis meegemaakt. Daar was hij allervriendelijkst, een heel andere man dan de strijder in De Wachter Sions. Ik ben, net als hij destijds, milder geworden. De scheidslijn loopt nu ook anders dan in 1953. Toen was het Gereformeerde Gemeenten of Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Nu loopt de scheiding naar mijn gevoel dwars door de Gereformeerde Gemeenten. Er zijn in dit kerkverband predikanten waarbij ik geen andere prediking hoor dan in mijn eigen kerkverband.”
U bent een Zeeuw. Trots op uw afkomst?
„Ik koester mijn wortels, ik ben een Zeeuwse nationalist. Toen onze oudste zoon Willem een zoon kreeg, een stamhouder dus, heb ik het jongetje ”Nijntje aan zee” in het Zeeuws gegeven.”
Levensloop dr. L. D. van Klinken
Leunis van Klinken (Nieuwerkerk, 1950) volgt de mulo en gaat in 1966 naar de Driestar in Gouda. In 1971 moet hij in militaire dienst, maar na een jaar mag hij er vervroegd uit om onderwijzer te worden op de Dr. C. Steenblokschool in Veenendaal. Drie jaar later wordt hij hoofd van deze school.
In 1985 stapt Van Klinken over naar het Ds. G. H. Kerstencentrum in Veenendaal. Hij studeert in de avonduren orthopedagogiek en haalt zijn doctoraal aan de Universiteit Utrecht. „Uit hobby” promoveert hij in de historische pedagogiek aan de VU in Amsterdam. „Ik heb er zestien jaar over gedaan, omdat ik er geen verjaardag voor wilde verzuimen.”
Van Klinken is getrouwd, heeft 14 kinderen en 36 kleinkinderen. Hij woont in Veenendaal en behoort tot de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Lees ook
‘De onderwijzer oefent geen vak uit maar bekleedt een ambt’ : Over de boodschap van protestants-christelijke pedagogische tijdschriften uit de 19e eeuw - interview met dhr. van Klinken (De Reformatorische School, 01-06-2011)
“Heil van de kinderziel moet het zwaarst wegen” : Van Klinken onderzoekt protestantse schoolbladen in de negentiende eeuw - interview met dhr. van Klinken (Reformatorisch Dagblad, 05-12-2009)
De heer van Klinken 25 jaar bij het onderwijs (Criterium, 01-08-1997)