Commentaar: Manifest mbo-scholen getuigt van lef
De kwaliteit van het Nederlandse vmbo en mbo behoort tot de top van Europa. Maar de waardering is Europees gezien belabberd, constateerde Jan van Zijl, voorzitter van de MBO Raad, deze week bij de presentatie van het manifest over de toekomst van het mbo. Daarmee legt hij de vinger bij een imagoprobleem. Een kenmerk daarvan is dat het vaak lastig is op te lossen. Imago’s zijn hardnekkig.
Het is te prijzen dat de mbo-scholen desondanks niet bij de pakken gaan neerzitten, maar zich samen bezinnen op de toekomst. Daar zijn, los van het imagoprobleem, genoeg andere redenen voor. Er verandert zo veel in het onderwijs, het bedrijfsleven en de samenleving dat scholen die opleiden voor een beroep zich voortdurend moeten bezinnen op de vraag: Hoe spelen wij op deze veranderingen in? Ze willen immers vakmensen afleveren die up-to-date zijn opgeleid. Niet voor de arbeidsmarkt van donderdag of vandaag, maar die van morgen.
Flexibilisering is daarbij het kernwoord. Van professionals worden in de toekomst nieuwe vaardigheden en technieken gevraagd. Beroepen komen en gaan. De opleiding van vakmensen stopt niet bij het verlaten van de school, maar gaat permanent door. Een leven lang bij één baas werken, raakt steeds meer uit de tijd. We zien nu al dat mensen verschillende keren van baan veranderen. Deskundigen verwachten dat die trend alleen maar zal toenemen.
Het is slechts een greep uit de vele veranderingen waarmee beroepsopleidingen te maken hebben en krijgen. Het deze week gepresenteerde mbo-manifest wil de discussie erover aanzwengelen. In het onderwijs, het bedrijfsleven, de politiek, kortom: in de samenleving. Dat getuigt van lef. Eén ding is zeker: het zal veel tijd en energie gaan kosten om deze discussie te voeren.
Een opvallend punt in het manifest is de suggestie om de hoogste niveaus van het vmbo (de gemengde en de theoretische leerweg) en de havo samen te voegen tot een nieuwe vorm van voorbereidend beroepsonderwijs die vijf jaar duurt. Leerlingen zouden daarna beter in staat zijn om te kiezen voor een vervolgopleiding in het mbo of in het hbo. Dat keuzemoment ligt nu te vroeg, stelt het manifest. De opstellers hebben absoluut een punt.
Tegelijk geldt dat een dergelijke stelselwijziging in het onderwijs erg gevoelig ligt, zowel in de politiek als bij scholen. Er zijn de afgelopen tien, vijftien jaar al zo veel veranderingen geweest, zowel in het vmbo als op de havo, dat er voorlopig behoefte is aan rust.
Ook al noemt minister Bussemaker van Onderwijs de samenvoegingsplannen „interessant”, deze suggestie zal met veel tact en wijsheid begeleid moeten worden, wil zij überhaupt kans van slagen hebben. Het getuigt van realisme dat de opstellers van het manifest tien jaar voor de realisering van het idee hebben uitgetrokken. Dat is niets te lang.
Het zou jammer zijn als het manifest uiteindelijk in de prullenbak verdwijnt omdat de samenvoeging van vmbo en havo op te grote weerstand stuit. Daarvoor staan er te veel andere, goede ideeën in het stuk. De discussie daarover raakt de toekomst van het beroepsonderwijs en verdient daarom een serieuze kans.