Help, een voetje tussen de spaken
Kinderen die in een zitje achter op de fiets meerijden lopen een groot risico dat ze met hun voet tussen de spaken belanden. Elk jaar komen 2300 meisjes en jongens tussen de een en zes jaar na zo’n ongeluk bij de spoedeisende hulp terecht. Een derde van hen met een botbreuk.
De cijfers zijn afkomstig uit een woensdag gepresenteerd onderzoek van de Task Force Kinderveiligheid. Vooral kinderen van drie tot vijf worden vaak met een spaakbeknelling naar de spoedeisende hulp gebracht. Voor deze leeftijdsgroep staat een voet tussen de spaken in de ongevallen top vijf.
Het risico op een spaakbeknelling is veel groter dan het risico dat een kind van de fiets valt of met fiets en al omvalt. De Fietsersbond schat dat zo’n 600 kinderen per jaar na zo’n incident bij de spoedeisende hulp terecht komen.
In opdracht van de taskforce zijn vorig jaar de risico’s van 158 fietstochten met kinderen in kaart gebracht. Een getrainde observator nam ouders steekproefsgewijs een korte vragenlijst af en keek of de kinderen in een passend zitje zaten en of gordels en voetriemen juist werden gebruikt.
De meeste ouders zien het nut van een kinderzitje in – 98 procent van de kinderen wordt hierin vervoerd. Ruim driekwart van de ouders bleek op de hoogte van het risico van spaakverwondingen. Niettemin is een belangrijke conclusie uit het onderzoek dat de spaakafscherming van de fiets waarop een kind meerijdt vaak (in 53 procent van de gevallen) niet in orde is. Betreft het een fiets met een zitje van voor 2004 dan schiet de spaakafscherming zelfs bij negen van de tien rijwielen te kort.
Het punt is dat een gewone jasbeschermer niet voldoende is. Daar kan een kindervoet doorheen schieten of trappen. Een deugdelijke spaakbeschermer bestaat uit een harde plastic plaat. Fietstassen met een stevige binnenkant voldoen voor dit doel trouwens ook. Sinds 2004 is een spaakafschermer een verplicht onderdeel van fietszitjes.
Volgens de taskforce gaan er wat fietsveiligheid betreft nog wel meer dingen mis. Van de ouders heeft 8 procent het zitje niet goed gemonteerd. Bij 27 procent van de kinderen was de gordel niet goed bevestigd. In 61 procent van de gevallen zaten de voetriemen niet goed vast.
Routine en haast blijken belangrijke risicofactoren. Bij ritjes die meermalen per week worden gemaakt - naar school, naar een kinderdagverblijf - worden de voetriempjes vaker niet vastgemaakt dan bijvoorbeeld bij een tochtje naar een recreatiegebied.
Meer ruimte met moederstuur
Het begint met een veilig zitje. Maar er zijn ook andere manieren om een fiets geschikter te maken voor kindervervoer. Zes tips van de Fietsersbond.
De belangrijkste tip: schroef stevige spaakafschermers op de fiets. De Fietserbond adviseert die van Bobike.
Zet een dubbele standaard onder de fiets. Dan staat hij steviger en heb je beide handen vrij om het kind in z’n zitje te installeren.
Kies voor een zogenaamd ‘moederstuur’: daardoor zit het voorzitje zo’n vijftien centimeter verder naar voren heb je meer ruimte om op en af te stappen. Wat dus ook veiliger is. Sturen gaat ook gemakkelijker omdat het zwaartepunt van het kind dichter bij het draaipunt van het stuur ligt.
Een andere manier om de afstand tussen stuur en zadel te vergroten is de Steco Pin: een alternatieve zadelpen waardoor het zadel naar achteren verschuift.
Als er meer dan een (groter) kind moet worden getransporteerd kan een verlengde bagagedrager een optie zijn. Die biedt ruimte voor twee kinderzitje achter elkaar.
Met een stuurdemper of stuurblokkering zwenkt het stuur met een voorzitje minder snel naar links of rechts en valt de fiets minder snel om.
Alternatief vervoer
Bakfiets, fietskar en aanhangfiets: hoe veilig zijn deze alternatieve fietsvervoermiddelen eigenlijk?
Kinderen die nog niet zelf kunnen fietsen hoeven niet per se in een zitje te worden vervoerd. Alternatieven genoeg.
Vooral in steden is de bakfiets populair. Voordeel: een voet tussen de spaken is uitgesloten. Je kunt er behalve een of meer kinderen ook boodschapjes in kwijt. Net als een fietskar ook geschikt voor baby’s die nog niet kunnen zitten – die moeten dan wel in een schelp vast worden gezet. Nadeel: trappen kan zwaar zijn, vooral bij een helling. Daarom zijn er inmiddels ook elektrische varianten beschikbaar. Sommige bakken zijn laag, waardoor er gemakkelijk benen of armen buitenboord hangen. Bovendien is stallen met zo’n gevaarte wel serieus punt.
Het voordeel van een fietskar is dat het gewicht achter de fiets hangt. Dat stuurt lichter. Kinderen kunnen er, als de hoes dichtgeritst is, niet uitvallen. En ze zitten er hoog en droog in. Een fiets met kar is wel breed: dat kan soms bij paaltjes lastig zijn.
Een aanhangfiets zet kinderen zelf aan het werk: ze moeten meetrappen en zullen zich minder snel vervelen. Wel bestaat het risico dat ze eraf vallen. Bijvoorbeeld bij een onverwachte hobbel in de weg of als ze het stuur niet goed vasthouden.