Roemloos einde voor rechtse politiek avonturiers
Reuring op rechts, deze week. VoorNederland (VNL) presenteerde de flamboyante oud-advocaat Moszkowicz als lijsttrekker. En ex-PVV’er Brinkman kondigde aan voor de derde keer via een nieuwe partij een gooi te doen naar politiek succes. Meestal echter sterven dergelijke, met veel bombarie aangekondigde initiatieven een stille dood.
Branie spatte van Moszkowicz’ gezicht af toen hij zich dinsdag voorstelde als kopman van VNL. Maar halverwege zijn toespraak brak hij. Even daarvoor had hij geschetst hoe zijn carrière als strafpleiter en zijn luxeleven in rook waren opgegaan. „Wat mij resteerde, waren mijn lijf en een koffer met kleren.”
Berooid moest hij verder, schetste de gevallen advocaat. „Ik heb veel wakker gelegen. Kon het allemaal niet betalen, maar er waren, genadevol, troostende handen en vergevingsgezinde ogen. Ik ging niet kapot. Opmerkelijk. Ik had niets meer, maar ik ging niet kapot. Want ik voelde de liefde van mijn kinderen. Onvoorwaardelijk.”
Toen kon de rappe prater niet meer verder. Overmand door emoties moest Moszkowicz even pauzeren voor hij zijn betoog kon vervolgen: „Ze maakten bij me los wat ik in de roes van de voorbije jaren, in de overdaad en drukte, dreigde te verliezen. Het gaat om hen.”
Tranentrekkend is niet alleen het gevoelvolle verhaal van de kersverse VNL-voorman, maar ook de geschiedenis van vrijwel alle politieke nieuwkomers op rechts. Of het nu gaat over Fortuyn en de LPF, Nawijn en de Partij voor Nederland, Verdonk en Trots op Nederland, Brinkman en zijn Onafhankelijke Burger Partij en zijn Democratisch Politiek Keerpunt, Marco Pastors en EénNL, Van der Stoep en Artikel 50 en ga zo maar door.
Politicoloog Chris Aalberts schreef er onlangs samen met Dirk-Jan Keijser (hij was actief in enkele van de genoemde partijen) een boek over.
Bij de presentatie ervan anderhalve week geleden zei Aalberts dat sowieso alle begin moeilijk is, en dus ook het van de grond krijgen van een nieuwe partij. De makke van veel rechtse politici is echter dat hun begin ook nog eens niet deugt. „De meeste nieuwe rechtse partijen werden opgericht omdat de leiders eerst uit een partij werden gezet en toch herkozen wilden worden. Het ging hun niet in de eerste plaats om de inhoud.”
Verdonk bijvoorbeeld moest in september 2007 de VVD verlaten. Ze lanceerde daarop Trots op Nederland, om bij de eerstvolgende Kamerverkiezingen haar zetel in de Tweede Kamer te kunnen behouden. Met behulp van het publiek probeerde ze via een Wikipedia-achtige constructie een partijprogramma samen te stellen. Dat mislukte faliekant; Verdonk verdween in 2010 alweer uit de landelijke politiek.
Bij de LPF ging het ook van meet af aan al mis. Omdat Fortuyn kort voor de Kamerverkiezingen van 2002 werd gewipt als lijsttrekker van Leefbaar Nederland, moest hij in allerijl een nieuwe partij oprichten. De LPF werd vervolgens zo snel in elkaar gezet dat de partij grote organisatorische, financiële en personele problemen zou blijven kennen. „Veel problemen die de LPF in haar bestaan zou tegenkomen, vonden hun oorsprong in deze beginfase”, schrijven Aalberts en Keijser. „De LPF kon niet meer wijken van het pad dat toen al voor haar leek uitgestippeld: er was letterlijk geen ontsnappen meer aan de zichzelf versterkende gebeurtenissen.”
Knippen en plakken
Naast een valse start is het gebrek aan een onderscheidend en consistent politiek programma of een heldere ideologie een tweede struikelblok voor nieuwe rechtse partijen. „Er is vaak sprake van knippen en plakken van voorstellen tot een programma, waarbij veel wordt geleend van concurrenten.” De programma’s zijn doorgaans niet vanuit een bepaald uitgangspunt geschreven, maar bestaan vaak uit een serie losse standpunten.
Veelal is het ook de leider die de lijnen uitzet. Bij de LPF leidde dat na de moord op Fortuyn tot ingewikkelde momenten. Bij leven had de lijsttrekker namelijk nogal eens tegenstrijdige uitspraken gedaan, bijvoorbeeld over de JSF. Het kostte de LPF regelmatig de nodige hoofdbrekens om zijn gedachtegoed toe te passen bij debatten en stemmingen in de Kamer.
De leider is daarnaast in feite ook de enige die er echt toe doet. De rest van de kandidatenlijst wordt opgevuld met „nuttige idioten”: mensen die geen onafhankelijke denkers zijn en fan van hun leider. Meepraten over de koers, of een eigen profiel opbouwen in de media is er doorgaans voor het stemvee niet bij.
Rechtse fracties opereren vaak als los zand. Er is weinig tot geen onderlinge binding en loyaliteit. Mensen doen maar wat. Zoals bijvoorbeeld ex-PVV-Kamerlid Van Bemmel. Hij kreeg binnen zijn partij een onbelangrijke portefeuille. Wilders had geen idee wat Van Bemmel uitspookte. Maar zolang hij geen problemen maakte, kon hij zijn gang gaan.
Malaise
Waar LPF, Trots op Nederland, EénNL en andere rechtse nieuwkomers zo zoetjes aan alweer vergeten dreigen te raken, lijkt Wilders’ PVV zich aan de malaise te onttrekken. De partij is vertegenwoordigd in beide Kamers, in diverse Provinciale Staten, in gemeenteraden en in het Europees Parlement.
Toch hangt ook het voortbestaan van die partij aan een zijden draad. „Recent opgerichte partijen die om een leider heen zijn gebouwd, blijven extreem afhankelijk van de aanwezigheid van diezelfde leider en houden vaak functioneel op te bestaan als de leider wegvalt”, aldus Aalberts. Bedenk daarbij dat bij de PVV „tussentijds geen opvolger voor Wilders lijkt te mogen opstaan”, en de eerste donkere wolken doemen op.
Als de oprichting van een nieuwe politieke partij zo weinig kansrijk is, welk perspectief blijft er dan over voor rechtse avonturiers? Aalberts denkt het recept te hebben gevonden: „Als je de politiek wilt veranderen, moet je niet voor jezelf beginnen. Je moet dan juist proberen een bestaande partij te veranderen. Met vijf rechtse VVD’ers bereik je veel meer dan met een vijfkoppige VNL-fractie.”
„Verkiezingen kunnen voor ons niet snel genoeg komen”
Voor hun boek ”De puinhopen van rechts” spraken Aalberts en Keijser met veertig betrokkenen bij onder andere de LPF, Trots op Nederland en de PVV. Die gesprekken leverden tal van inzichten op die de auteurs hebben samengevat in tien lessen die oprichters van nieuwe partijen ter harte zouden moeten nemen. Kamerlid Van Klaveren, medeoprichter van VoorNederland (VNL), reageert erop.
Les 1: Bedenk waarom het belangrijk is dat jouw nieuwe partij verkozen gaat worden, buiten het feit dat je als initiatiefnemer graag je zetel behoudt.
„VNL heeft heel bewust gekozen voor een gedragen ideologie: het klassiek-liberalisme. De uitgangspunten zijn helder en gericht op het doel: meer vrijheid, meer welvaart en minder overheid.”
Les 2: Start alleen een nieuwe partij als er nog voldoende tijd is tot aan de verkiezingen. Bij gebrek aan tijd: doe pas de volgende verkiezing mee.
„Binnen VNL is zeer veel politieke ervaring aanwezig. Een deel van onze organisatie is zeer actief betrokken geweest bij het opzetten en uitbouwen van de PVV. Het is dus geen nieuw fenomeen voor ons. Verder zijn we vanaf het begin gericht geweest op deelname aan de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Het organisatorische deel staat inmiddels al. De verkiezingen kunnen in die zin niet snel genoeg komen.”
Les 3: Een nieuwe partij krijgt vaak niet de leider die ze verdient, maar de persoon die haar opricht. Een goede leider moet een organisatie kunnen opzetten, een goede manager zijn en ideeën hebben over het politieke programma.
„We hebben als bestuur een stapje teruggezet en besloten iemand vanbuiten te halen. Moszkowicz onderschrijft de uitgangspunten van VNL, is zeer welbespraakt, een goed debater en heeft enorme naamsbekendheid.”
Les 4: Een partij moet van tevoren bepalen welk budget er nodig is en bedenken hoe dat geld verworven zal worden.
„VNL is een ledenpartij en zal, zodra zij daarvoor in aanmerking komt, een beroep doen op de bestaande subsidieregeling. Daar zijn in ieder geval duizend leden voor nodig. Wij nodigen eenieder die onze uitgangspunten steunt dan ook uit om lid te worden van VNL. Verder zoeken we sponsoren en zijn we uitgenodigd door de Heritage Foundation (een conservatieve denktank, KdG) om binnenkort naar de VS te komen om fondsen te werven.”
Les 5: Zorg ervoor dat kandidaat-politici worden gescreend en dat duidelijk is welke criteria worden gehanteerd.
„Het voordeel van een ledenpartij is uiteraard ook dat er een kweekvijver bestaat met politiek geëngageerde mensen. Talenten die dus ook bekend zijn binnen de organisatie kunnen zo worden geselecteerd.”
Les 6: Een partijcultuur zou iets anders moeten zijn dan iedereen die de grote leider gehoorzaamt en alleen maar loyaal is. Geef kandidaten mogelijkheden om onderling samen te werken, buiten de leider om.
„Een ledenpartij is tevens een platform voor discussie en debat. Dat scherpt ideeën en heeft enorme meerwaarde.”
Les 7: Een nieuwe partij moet inhoudelijk onderscheidend zijn. Begin dus geen partij als je niet direct op een drietal hoofdthema’s onderscheidend kunt zijn van je concurrenten. Werk vanaf de eerste dag aan een onderscheidende visie.
„Nederland kende geen klassiek- liberale partij. VNL is in dat opzicht uniek. Wij zijn verder de enige partij die pleit voor een lage vlaktaks van 23 procent, forse investeringen in veiligheid, zeer EU-kritisch is en pleit voor het Australische immigratiemodel.”
Les 8: Niet alleen de leider, maar alle politici van de partij moeten de mogelijkheid hebben een eigen profiel in de media op te bouwen.
„Binnen VNL hebben velen reeds een zeer sterk profiel. Denk aan mensen als Moszkowicz en oud-PVV-Europarlementariër en voormalig Statenlid Stassen.”
Les 9: Doe alleen mee op lokaal of op provinciaal niveau als dit inhoudelijke meerwaarde heeft en het goed georganiseerd kan worden.
„Iedere partij wil haar idealen zo veel mogelijk gerealiseerd zien. VNL zal op termijn op alle niveaus actief worden. In Europees verband zijn we reeds een samenwerking aangegaan met onder andere de Britse UKIP van Nigel Farage en de klassiek-liberale Parti Populaire in België. Tijdens ons geplande bezoek aan de VS staat verder een ontmoeting met de presidentskandidaten Ted Cruz en Rand Paul op het programma.”
Les 10: Wees zuinig op vrijwilligers. Reageer snel als ze zich aanmelden, ga met hen in gesprek en durf hun taken te geven.
„Iedere ledenpartij leunt op de inzet van haar actieve vrijwilligers.”