Commentaar: Rana Plaza na 2 jaar
In de vorm van een overlijdensadvertentie herdacht de Schone Kleren Campagne vrijdag de 1134 doden die twee jaar geleden vielen, toen in de Bengalese hoofdstad Dhaka het fabriekscomplex Rana Plaza instortte.
In het gebouw waren vijf textielbedrijven gehuisvest en op het moment van de ramp werkten er zo’n 5000 mensen, voornamelijk vrouwen en meisjes. Uit de puinhopen werden uiteindelijk 1135 lichamen geborgen, 2438 mensen kwamen er zwaargewond uit. Twee jaar na dato liggen er nog altijd 377 lichamen onder de brokstukken, tot afschuw van nabestaanden.
Het is bepaald niet overbodig om Rana Plaza telkens weer in herinnering te roepen. Juist nu wereldwijde armoede in de gedaante van op drift geraakte bootvluchtelingen een bedreigende gestalte krijgt en Europa zich erdoor in het defensief gedrongen voelt, is het goed te blijven beseffen dat Europeanen als consument actief betrokken zijn bij het verschijnsel armoede. De slachtoffers en gedupeerden van Rana Plaza zouden weleens dichter bij ons kunnen staan dan we ooit hebben vermoed of wilden weten. Mede daarom is het veelzeggend dat Schone Kleren Campagne een ‘gewone’ overlijdensadvertentie gebruikte om de doden van Rana Plaza vrijdag te herdenken.
Rana Plaza staat inmiddels symbool voor de misstanden in de Bengalese textielindustrie (met een jaaromzet van 17 miljard euro), die neerkomen op onveilige werkplekken en absurd lage lonen voor de werkers in deze sector.
Is er twee jaar na dato dan niets ten goede veranderd? Zeker wel. Zo kwam er een compensatiefonds ter waarde van 30 miljoen euro, dat grote afnemers van Bengalese textiel moeten vullen (maar dat nog altijd 6 miljoen euro tekortkomt). Verder tekenden bijna 200 modebedrijven een veiligheidsakkoord waarin ze toezegden de nodige veiligheidsmaatregelen op de werkplaatsen te nemen.
Maar veel werk ligt er nog. Zo meldde het Asian Legal Resource Centre (ALRC) donderdag dat de betrokken fabrikanten tal van obstakels opwerpen bij het gerechtelijk onderzoek naar de oorzaak van de ramp. ALRC liet verder weten dat de regering een speciale „industriële politie-eenheid” heeft opgezet om arbeiders die betogen tegen misstanden de mond te snoeren.
Een belangrijk obstakel vormen ook de diepgewortelde machtsstructuren in Bangladesh, waarbij de politieke en economische elite twee handen op één buik zijn.
Het blijft een moeizaam verhaal, verzuchtte deze week ook minister Ploumen, en alleen door constante druk van westerse zijde is er volgens haar vooruitgang te boeken.
Daarmee komt ook de westerse kledingconsument in beeld als factor. Als afnemer van Bengalese textiel heeft die immers meer invloed op de arbeidsomstandigheden daar dan hij of zij denkt.
Nu het van bank wisselen in zwang komt uit onvrede over de bonussencultuur, biedt dat hoop op (nog) meer bewust consumeergedrag in andere sectoren, waaronder die van de kledingbranche.