Opinie

Hulpgoederen niet zomaar laden en lossen

Materiële hulp door ontwikkelingsorganisaties in het buitenland vraagt om bezinning, stelt Janine van Zoest.

Janine van Zoest
10 April 2015 14:47Gewijzigd op 15 November 2020 18:04
„Voor goederen zoals kleding, schoenen, speelgoed en dekens is het nog altijd financieel aantrekkelijker om deze vanuit Nederland naar Oost-Europa te vervoeren.” beeld RD, Henk Visscher
„Voor goederen zoals kleding, schoenen, speelgoed en dekens is het nog altijd financieel aantrekkelijker om deze vanuit Nederland naar Oost-Europa te vervoeren.” beeld RD, Henk Visscher

Kleding, dekens, voedsel: veel ontwikkelingsorganisaties vervoeren deze hulpgoederen naar het buitenland. Maar is deze materiële hulp moreel wel verantwoord?

In toenemende mate klinkt er kritiek op hulp- en ontwikkelingsorganisaties die werkzaam zijn in het buitenland. Kritiek die zich toespitst op de materiële hulp die, met name in Oost-Europa, geboden wordt. Is deze wijze van hulpverlening niet achterhaald? En raakt de lokale economie zo niet gefrustreerd?

De organisatie waar ik voor werk, GAiN (Global Aid Network), kiest ervoor nog steeds materiële hulp te bieden in Oost-Europa. Een van de belangrijkste ontwikkelingen daarbij is de verschuiving van het ‘zomaar’ aanbieden van hulp naar vraaggestuurd werken. In het verleden werd in Nederland alles wat door particulieren of instituties beschikbaar werd gesteld, aangenomen en vervoerd naar het buitenland. Door de moderne communicatiemiddelen is contact met (partners in) het veld gemakkelijker dan vroeger. Via deze partners inventariseren we bij de verscheidene doelgroepen, bijvoorbeeld in Romadorpen, welke specifieke behoeften er zijn. We kunnen hier dan met de inzameling van goederen voor hulptransporten rekening mee houden.

Wanneer een organisatie dus betrouwbare partners in het veld heeft, kunnen die onder de doelgroep inventariseren welke hulpvraag er is, om die vervolgens terug te koppelen naar de hulporganisatie. Door deze werkwijze komen de juiste goederen in de juiste hoeveelheden op de juiste plaatsen terecht.

Lokale economie

Een regelmatige terugkerende suggestie is om goederen in het buitenland aan te kopen, om vervolgens daar te distribueren onder de doelgroepen. Hulporganisaties zijn immers niet uit op het frustreren van lokale economieën. Voor specifieke goederen inventariseert onze hulporganisatie daarom altijd of er mogelijkheden zijn deze in het land zelf te kopen.

Vaak is er echter sprake van kwaliteitsverschil. Schoolmeubels die in Armenië werden gekocht, bleken maar vier jaar mee te gaan. Terwijl tweedehands schoolmeubels uit Nederland nog twintig jaar in Armenië konden worden gebruikt.

Voor goederen zoals kleding, schoenen, speelgoed en dekens is het nog altijd financieel aantrekkelijker om deze vanuit Nederland naar Oost-Europa te vervoeren. Zo ontstaat een win-winsituatie. In Nederland wordt de duurzaamheid van goederen bevorderd, en op de plaats van bestemming wordt tegemoetgekomen aan de specifieke vraag van de lokale bevolking naar dergelijke goederen. De lokale economie wordt niet gefrustreerd, omdat de materiële hulp gericht is op doelgroepen die zelf geen middelen hebben om goederen aan te schaffen. Met de aanvoer van goederen vanuit het buitenland wordt dus geen natuurlijke gang van zaken in de lokale economie verstoord.

Geen afvoerput

Een belangrijk aspect bij materiële hulp is wederkerigheid. Hulporganisaties moeten ervoor waken dat doelgroepen afhankelijk worden van de gegeven materiële hulp. Dit is een verschuiving die al decennia plaatsvindt. Enerzijds heeft de zogenaamde eerste wereld haar aandeel in het bestaan van de derde wereld en daardoor wellicht een bepaalde verantwoordelijkheid tot zorg. Anderzijds moet er worden gewaakt voor een vermeende superioriteit van de eerste wereld ten opzichte van landen die buiten deze categorisering vallen.

Mijns inziens zou materiële hulp in alle gevallen slechts een facilitaire functie moeten vervullen voor bredere projecten. Ik denk dan aan projecten die zich richten op de verbetering van leefomstandigheden, educatie voor kinderen en het creëren van werkgelegenheid. Het is bemoedigend dat mensen met goede intenties de duurzaamheid van de door hen eerder aangeschafte goederen willen bevorderen door deze in een andere omgeving een tweede leven te geven.

Tegelijkertijd moet duidelijk zijn dat mensen in Oost-Europa of elders geen afvoerput zijn. Zij zijn niet minderwaardig en kunnen niet worden opgescheept met bijvoorbeeld afgedankte kleding die niet schoon is of kapot wordt aangeleverd. Goede intenties moeten altijd in evenwicht zijn met het Bijbelse principe: „Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo” (Mattheüs 7:12).

Ik pleit daarom voor een continuering van materiële hulp. Mits deze nodig is, doordacht is en openstaat voor ontwikkelingen die nodig zijn voor de doelgroep en de achterban van een hulp- of ontwikkelingsorganisatie.

De auteur is werkzaam bij stichting GAiN (Global Aid Network).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer