Verzwegen oorlogsdrama in polderdorpje Benschop
BENSCHOP. Verdriet en verdrongen wrok. In het polderdorpje Benschop (Utrecht) zwegen mensen zeventig jaar lang over een oorlogsdrama dat zich er begin 1945 afspeelde en waarbij zo’n beetje de halve bevolking was betrokken. Schrijver Bram de Graaf presenteert donderdag het boek ”Het verraad van Benschop”. „De scheidslijn tussen goed en kwaad kan dun zijn.”
Een ideale onderduikplaats is Benschop, een dorp in de Utrechtse Lopikerwaard, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zowel voor eigen volk dat niet te werk gesteld wil worden, als voor mensen van buiten het dorp. Ook het verzet vindt hier een vruchtbare voedingsbodem – net als in het naburige Polsbroek en Hoenkoop, die samen met Benschop een burgerlijke gemeente vormen.
Het zijn vooral de gereformeerde en roomse jongens die elkaar hierin vinden, weet schrijver-journalist Bram de Graaf (49). „Maar wel vanuit een verschillende invalshoek. De gereformeerden wilden uit religieuze overtuiging onderduikers helpen. Zij waren wat voorzichtiger dan de roomse jongens.” De laatsten zijn vooral erg onder de indruk van een gedeserteerde Waffen-SS’er die het dorp in september 1944 binnenstapt: Herman Struik (1921) uit Rijssen. Evenals zij rooms-katholiek. Het klikt algauw tussen het verzet en Piet Maas, zoals hij volgens zijn vervalste paspoort heet.
Avonturier
De ervaren frontsoldaat komt als geroepen. De Graaf: „Er hadden al aardig wat wapendroppings plaatsgevonden. Aan schiettuig hadden de verzetsleden dus geen gebrek, maar ze konden er niet mee omgaan. Herman wel.” En zo kan de bevolking in de nadagen van 1940-1945 plots regelmatig ’s nachts opschrikken van het geknal van ijverig oefenende verzetsleden, aangevuurd door Herman Struik. De Graaf: „Meerdere mensen hebben hem tegenover mij als een avonturier getypeerd. Mogelijk had hij zelfs een oorlogstrauma.”
Onder Struiks leiding ontstaat in Benschop een echte gevechtseenheid. Sommige leden gaan zich zelfs onoverwinnelijk achten, stelt De Graaf. Onder de dorpelingen lopen hierbij de spanningen hoog op. „Feitelijk was een vrij groot deel van Benschop niet rouwig om de bezetting. Tijdens de Hongerwinter verdienden veel boeren namelijk flink, door de illegale verkoop van voedsel aan hongerlijders uit de stad. De verzetsleden vonden dat oneerlijk. Als een boer vervolgens weigerde om voedsel voor onderduikers te geven, haalden ze het ’s nachts onder leiding van Herman Struik bij hem weg. Vooral de roomse verzetsleden zagen Struik daarom als een soort Robin Hood. Maar de boeren vonden hen bandieten: zij waren vóór de oorlog arm geweest; nu zagen ze eindelijk kans om geld te verdienen. Er kwam daarom veel haat en nijd in het dorp.”
Razzia
Veel mensen voelen dan ook al weken dat de situatie uit de hand gaat lopen. De verzetsleden zijn met zo veel bravoure aanwezig dat het de Duitsers gaat opvallen. Door verraad leidt dit uiteindelijk op 13 februari 1945 tot een razzia in het dorp. Een vermomde man –De Graaf pluist in zijn boek uit wie– leidt de bezetter hierbij precies naar de adressen van de leden van de verzetsploeg.
Bij onder meer het onderduikadres van Struik gaat het echter fout. De Graaf: „Struik wist dat hij niets te verliezen had, want als deserteur zou hij tegen de muur komen.” De Duitser die hem ontdekt, moet dit met zijn leven bekopen. Ook Theo Klever (1920), een van de roomse jongens in het dorp, begint te schieten bij de inval. Drie soldaten en zij beiden komen om.
De Duitsers laten dit niet over hun kant gaan. Ze kammen het hele dorp uit en voeren ruim vijftig mensen mee. Wie wapens blijkt te bezitten, tekent zijn doodvonnis. Dit blijkt vier dagen later, als de soldaten met de gevangenen terugkomen. Zeven mannen moeten tegen een hooiberg van de ouderlijke boerderij van Theo Klever gaan staan. De Graaf: „Iedereen die langs de boerderij kwam, moest toekijken terwijl een soldaat hen met een machinepistool doodschoot.”
Doodzwijgen
Vreemd genoeg zorgt de afrekening bij veel mensen in het dorp voor opluchting, ontdekte de schrijver. „Vier dagen lang hadden ze in angst gezeten dat Benschop een tweede Putten zou worden. In die dagen kregen per gedode Duitser soms wel tien man de kogel. Veel mannen waren daarom weggevlucht.” Ook zorgt de afloop voor een diep conflict binnen het verzet. „De gereformeerde jongens vonden dat Struik de boel grondig had verpest, de katholieken vonden hem een held.”
Na de oorlog stopt de bevolking de gebeurtenissen diep weg. Samen met de voorheen collaborerende dorpelingen kiezen de roomse en gereformeerde verzetsleden er simpelweg voor om de gebeurtenissen dood te zwijgen. Het dorpje raakt weer even verzuild als vóór de oorlog.
Op het herdenkingsmonument aan de Benedeneind 361 in Benschop, het adres waar de executie plaatsvond, ontbreekt Struiks naam.
Emoties
Om de geschiedenis –ontdaan van latere fantasieën en geruchten– uit te pluizen en in een boeiende verhaalvorm te gieten, sprak De Graaf met zo veel mogelijk betrokkenen. Dat ging niet vanzelf. „De zoon van de NSB’er die de Duitsers de weg wees, wilde niet praten. Hij zei: „Je moest eens weten hoeveel ik eronder geleden heb. Toen ik kind was, behandelden de mensen mij alsof ik ervoor verantwoordelijk was geweest.”
Veel kinderen van slachtoffers wilden wel de feiten delen, maar niet hun emoties. De Graaf: „Daar moest ik ook niet naar vragen. De kinderen van een van de drie verraders die een hand in de razzia hadden, waren openhartiger. Maar de enige die werkelijk emoties toonde was een ooggetuige van de executie. Hij was destijds 14 jaar en had er altijd over gezwegen.”
”Het verraad van Benschop. Verzet en vergelding in een boerendorp, februari 1945” Bram de Graaf; Ambo|Anthos uitgevers, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 263 2996 8; 250 blz.; € 19,99.