Joris Luyendijk: De bankreus Gulliver moet dood
Zeven jaar na de bijna-implosie van het mondiale financiële systeem kan een bankencrisis zoals in 2008 zich zomaar weer voordoen, betoogt Joris Luyendijk. „Als je op het hoogtepunt van de kredietcrisis gezegd had dat er zeven jaar later niets zou zijn veranderd, had niemand je geloofd.”
Voor boeren én bankiers was 1 april dit jaar memorabel. Voor de agrariërs verdween na 31 jaar de knellende melkquotering. Voor de 90.000 bankmedewerkers in Nederland geldt sinds die dag dat, willen ze hun baan behouden, ze met de hand op het hart de bankierseed dienen af te leggen. In de hoop dat dit de integriteit en het geschonden vertrouwen in de sector weer wat zal opvijzelen.
Schrijver Joris Luyendijk gelooft daar niets van. „Die eed is de allerbeste 1 aprilgrap sinds Alva”, zegt hij tijdens een interview over zijn jongste pennenvrucht ”Dit kan niet waar zijn”; het boek waarin de antropoloog de papieren weerslag geeft van de 200 gesprekken die hij (voor een weblog voor de Britse krant The Guardian) voerde met bankiers in de Londense City, het financiële hart van Europa.
„Wat je met zo’n bankierseed doet is de verleidingen voor bankiers overeind houden en dan zeggen: „Kinderen, hier staat een grote pot met snoep en ik ga zo meteen de kamer uit. Maar ik wil éérst dat jullie beloven er niet aan te zullen komen.” Het is lachwekkend. De kast gaat niet op slot, het snoep wordt niet uit de pot gehaald en we gaan ook nog de kamer uit. Terwijl we in 2008 toch hebben geleerd dat bankiers zich niet kunnen beheersen.”
De toon is gezet. Dezelfde toon –of is het een alarmbel?– die voortdurend klinkt bij lezing van de 200 pagina’s van Luyendijks zes weken geleden verschenen boek. Zeven jaar na de diepste financiële crisis sinds de jaren dertig is er nog niets veranderd. Als bankiers al iets hebben geleerd, dan is het dat ze sinds 2008 écht overal mee weg kunnen komen.
Maar, schrijft u, bankiers zijn toch géén monsters.
„Omdat in de beeldvorming hebzucht en graaien dé problemen lijken te zijn, dacht ik dat het dan wel waar zou zijn. Niet dus. Meer dan om hebzucht draait alles om geldingsdrang. Zoals ook voor een sporter een gouden medaille meer waarde heeft dan de geldwaarde van het goud. Maar hoewel bankiers geen monsters zijn, zijn de structuren waarin ze werken wél monsterlijk. De problemen zijn dus ook niet opgelost door even nieuwe mensen neer te zetten bij de banken. Want ook die zullen in diezelfde monsterlijke richting worden geduwd.”
We hebben dus een monster gecreëerd?
„Ja, of liever gezegd: laten ontstaan door veertig jaar lang de andere kant op te kijken en de sector te dereguleren in de ideologische verblinding dat er een vrije markt kon ontstaan zónder overheidsingrijpen. We hebben als burgers graag het beeld van een slechterik, maar de allergrootste bedreiging in de financiële sector is juist de chaos. Níémand wilde die crash van 2008. Niemand dacht ook dat die er zou komen. Men zag heus wel de probleempjes met Amerikaanse huizen, maar men voorzag maximaal een soort gecontroleerde explosie. In plaats daarvan was het: Beng! Zo kwam ik op de metafoor waarmee ik mijn boek open. Het vliegtuig is niet gekaapt door griezels; het vliegtuig heeft geen piloot. Dat is nog veel enger.”
Zal een Nederlandse bankier die ’s ochtends zijn boterhammetjes smeert om op kantoor weer een dag lang de belangen van zijn klanten te dienen, zich in uw schets herkennen?
„De kans is klein dat bankiers in Nederland de dingen doen die ik beschrijf in mijn boek. Dat gebeurt vooral in Londen. Tegelijk is de City ook óns financieel centrum, zoals Brussel ons politiek centrum is. We hebben er dus tóch mee te maken. Angelsaksische banken hebben allemaal een Beneluxdesk, waar Nederlandssprekende bankiers rondlopen die nadenken over wie ze nog een riskant financieel product in de maag kunnen splitsen. Dat zijn de mensen die bij de financieel specialist van de gemeente Apeldoorn op bezoek komen, en die hem wijs maken dat hij hun fantastische product écht hebben moet en hij voor aap staat als Apeldoorn straks de enige gemeente is die de boot mist. Nederlandse banken zijn slechts een klein radertje in een veel groter raderwerk. Al mogen ze blij zijn dat ik geen boek heb geschreven over alle misstanden in ons huis-tuin-en-keukenbankieren.”
Komt het gedrag bij banken dat u beschrijft niet overal voor?
„Vrijwel in iedere bedrijfstak vindt onrecht plaats. Wat Shell in Nigeria doet, is ook ongelooflijk. Op korte termijn is de dreiging die uitgaat van een wankelende financiële sector echter vele malen groter. Als reuzen zoals Toyota of General Motors failliet gaan, is dat ook beroerd en verdwijnen er banen. Maar verder verandert er niets. Het is als met mijn hand; als ik die verlies dan is dat naar. Maar de financiële sector is mijn hart. Als die ophoudt met bloed pompen, dan is in no time íéder lichaamsdeel kapot. Daarom zouden banken in mijn ogen ook niet beursgenoteerd moeten zijn.”
In Nederland kun je dan terecht bij de SP of bij GroenLinks.
„Precies, en dat is eigenlijk gek. Iedereen zegt: „ABN AMRO moet naar de beurs, wánt we zijn voor marktwerking.” Maar als er één ding ontbreekt in de financiële wereld, dan is het juist marktwerking. Want wat is daar het kenmerk van? Dat je failliet kunt! En dát kunnen banken niet, omdat ze veel te groot zijn. Als je de VVD, die altijd marktwerking bepleit, vraagt of we banken daarom niet wat kleiner moeten maken, dan zijn ze daar tegen. Ik zeg weleens tijdens lezingen: je kunt woedend zijn op de banken óf VVD stemmen. Maar niet allebei. In een plaats als Oss ga ik dan op de schouders. Maar in Laren of Oegstgeest is het: „Hmm, hij leek zo aardig, en nu zegt-ie dit.”
Bankiers handelen volgens u zonder moraal. Gold dat ook voor de verschillende christelijke bankiers die u sprak?
„Bankiers hebben hun geweten feitelijk uitbesteed aan de wetgever. Iets mag, als het binnen de wet is. Verder spelen goed en kwaad op de werkvloer geen rol. Een nieuw riskant financieel product de wereld insturen kan dus best, zolang de wet het niet expliciet verbiedt. Zo zouden we natuurlijk nooit nieuwe medicijnen introduceren. De financiële sector gebruikt óns als proefdieren. De christenen, joden en moslims die ik sprak zijn enorm goed in wat ik noem compartimentiseren. Het zijn mensen met een zeer hoog ontwikkeld ethisch besef, maar als ze de bank binnen stappen, is het alsof ze een ruimteschip betreden waar heel andere normen gelden. Zoals militairen als ze een uniform aantrekken opeens mensen kunnen doodschieten, wat ze in dagelijks leven nooit zouden kunnen doen.”
U schrijft dat de bankiers die bereid waren anoniem met u te spreken, niet de mensen aan de top waren. Kleurt dat niet uw bevindingen?
„Voorheen dacht ik dat een bank net zoiets was als het leger: bovenin zit de generaal. Maar het is meer een omgekeerde piramide. De mensen die onderaan zitten, die kunnen de échte schade aanrichten. Je kunt met z’n vijven 6 miljard verlies maken voor een bank. No way dat je dat lukt bij Volkswagen of Unilever. In die zin zitten de belangrijke mensen dus onderin. Bovenin zitten de mensen die naar buiten toe de indruk moeten wekken dat de moloch van 60.000 werknemers die actief is op zes continenten en handelt in volkomen ongelijksoortige en ondoorzichtige producten, prima te managen is. De topman van een bank is niet het brein, maar het gelaat. Hét brein is er eigenlijk niet.”
De regels zijn verscherpt: banken moeten meer buffers aanhouden en beleggers zullen straks moeten bloeden in plaats van belastingbetalers. Kunt u wel volhouden dat er niets is veranderd?
„Het ingewikkelde zit ’m in dat woordje niets. Je kunt wel allerlei bewegingen maken, maar dat betekent niet dat die opgeteld het gevolg hebben dat de problemen zijn opgelost. Het huis is nog steeds niet brandveilig, maar de muren zijn wel gestuct en alles is opnieuw geverfd. Mijn analyse is dat de perverse prikkels er nog altijd zijn. Vroeger, toen bancaire activiteiten in Londen nog door kleinere firma’s werden uitgevoerd, daalde zowel de winst als het verlies neer op de hoofden van de eigenaren. Je werkte dus niet alleen met geld van andere mensen, maar ook met het geld van de baas. Tegenwoordig is bankieren als Russische roulette spelen met andermans hoofd: de bonus is voor de bankier, de malus voor de burger. Die structuren zijn niet aangepakt. Gulliver is nog steeds die enorme reus. We hebben wel touwtjes gespannen om Gulliver heen, om ervoor te zorgen dat hij niet rechtop gaat staan en boem, boem, boem doet. Je kunt wijzen op die touwtjes, maar Gulliver wordt nog iedere dag groter.”
Gulliver moet dus op dieet?
„Nee, Gulliver moet dood. Zijn DNA is intrinsiek verkeerd. We hebben een soort bijthond gefokt en daar moeten we van af. Dat wil niet zeggen dat we daarna geen honden meer kunnen houden, maar wel een ander soort honden. Banken moeten kleiner worden, zodat ze weer failliet kunnen gaan en ons niet langer kunnen chanteren. Activiteiten waar belangenconflicten spelen, moeten in aparte bv’s. Bankiers moeten niet alleen de bonussen incasseren, maar ook de verliezen dragen. Zodat niemand zich méér zorgen moet maken over de financiële gezondheid en de reputatie van de bank, dan de mensen die er werken. Ik zie toezichthouders af en toe heus wel een overwinning boeken op de bankenlobby. Maar tegenover de lezer moet ik eerlijk zijn: op het grotere canvas is er niets wezenlijks gebeurd.”
Hoe reageren bankiers? De voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken noemde u op Twitter een populist.
„Het is lachwekkend. De sector verwijt dus míj hebzucht. Als er écht iets veranderd was, dan zouden bankiers erkennen dat ze waanzinnig hebben gefaald. Dat ze de meest onsuccesvolle en incompetente bedrijfstak in de moderne geschiedenis zijn. Ik kreeg pas een brief, echt van een slim iemand. „Meneer Luyendijk, u miskent totáál de cultuurverandering bij de banken en geeft een misleidend beeld”, stond erin. En: „Inderdaad, de banken hebben keihard gelobbyd tegen een verhoging van de kapitaalbuffers, maar dat is niet gelukt. Ze zijn nu veel hoger en dat miskent u allemaal.” Ik moest even denken en toen zag ik het: de banken hebben dus keihard gelobbyd tégen een verhoging van de kapitaalbuffers, maar de cultuur is tóch veranderd. Je kunt jezelf in twee alinea’s eigenlijk niet spectaculairder tegenspreken.”
In uw boek gebruikt u een vloek als u ontdekt dat bankiers op het hoogtepunt van de crisis uit paniek voedsel hamsterden, wapens insloegen en geld wisselden voor goud. Waarom?
„Vloeken in mijn boeken waren tot nu toe altijd citaten. Dit is mijn vijfde boek en mijn eerste ‘eigen’ vloek. Dat dít ons niet in de afgelopen jaren rustig is verteld door politici, dat is zo’n falen van de democratie als zelfcorrigerend systeem. Het voelt als een soort permanente schending van mijn vertrouwen. In mijn literaire universum was die vloek daarmee op zijn plaats.”
Hoe ziet u de toekomst?
„De bankensector is jaren zonder jas naar buiten gegaan en heeft een nare griep opgelopen. Op kosten van de belastingbetaler is de sector weer opgelapt en nu zijn bankiers alwéér zonder jas naar buiten. En de sector zegt: „Kijk jongens, het is lente. Ik hóéf helemaal geen jas aan!” Terwijl ik denk: het wordt weer herfst, vrienden. Ik weet niet wannéér ze ziek worden en ook niet wat ze krijgen, maar wel dat het opnieuw gaat gebeuren. Wat dat betreft heeft het schrijven van dit boek mijn wereldbeeld veranderd.”
Hoe?
„Ik kwam naar de City als een voorstander van globalisering en waarderelativisme. Ik ben daarop teruggekomen. Het huidige postmodernisme met zijn vrijheid-blijheidhouding past naadloos bij de banken. Maar een samenleving kán niet zonder een gedeeld moreel kader. Je kunt niet alles via wetten regelen. Die hebben gaten en de machtigste spelers zullen die met de duurste advocaten weten te vinden. Ik merk dat als ik over mijn boek praat met gelovige mensen, ik met hen veel kan overslaan en we meteen kunnen beginnen bij hoe we dit gaan aanpakken. Dat kan niet met D66’ers, randstedelijke PvdA’ers of met VVD’ers. Omdat door hén überhaupt het concept van moraal en fatsoen al bestreden wordt. Mijn relativistisch-humanistische wereldbeeld is aan het brokkelen. Als iemand mij een paar jaar geleden gezegd had: „Joris, jij zit nog eens in Den Haag tegenover iemand van het Reformatorisch Dagblad te zeggen dat híj eigenlijk gelijk heeft”, dan was ik direct naar de pillenboer gelopen.”
„Een stuk veiliger dan het was”
De bankencrisis van 2008 kostte belastingbetalers wereldwijd honderden miljarden, doordat veel banken niet overeind konden blijven zonder staatssteun. Dat er sindsdien nauwelijks iets is gebeurd, klopt volgens Martien Lubberink niet. Lubberink, die als associate professor verbonden is aan de School of Accounting van de Victoria University of Wellington in Nieuw-Zeeland, bestudeerde de afgelopen jaren uitgebreid de veranderde regelgeving voor banken. Zijn conclusie is dat er wel degelijk wat veranderd is. „En significant ook.”
Zo zijn banken volgens Lubberink een stuk veiliger geworden doordat toezichthouders afdwongen dat ze meer en betere kapitaalbuffers moeten aanhouden. „Voor de crisis konden banken volstaan met amper 2 procent eigen vermogen. In de laatste rapporten zie je dat dit inmiddels gegroeid is naar zo’n 12 procent, wat de komende jaren nog verder zal stijgen. Banken trekken hierbij weleens aan de rem, maar uiteindelijk willen ze dezelfde kant op als de toezichthouders.”
Hoewel Lubberink constateert dat veel banken de afgelopen jaren eerder nóg groter werden dan kleiner, hoeft dat volgens hem geen probleem te zijn, nu met regelgeving wordt gepoogd om bij een eventueel faillissement niet langer de belastingbetalers daarvoor te laten opdraaien, maar beleggers. Lubberink: „Er zijn dus allerlei vangnetten bij gekomen voor problemen die mogelijk kunnen ontstaan. Of het voldoende is, weet je pas achteraf, maar ik ben er niet pessimistisch over. Het zou me verbazen als dit allemaal niet gaat werken. Al komt een nieuwe crisis altijd uit onverwachte hoek.”
De richtlijnen met voor leken ondoorgrondelijke termen als BRRD, TLAC, MREL, Basel III of CRD4 hebben dus serieus impact, meent Lubberink. Daarmee is het beeld volgens hem genuanceerder dan wat Luyendijk schetst. „Als ik mensen spreek uit de bankensector, dan kan ik daarvan een verhaal maken zoals Joris, maar ook een saaier verhaal dat neutraler is. Het risico daarvan is dat het niet verkoopt.”