Commentaar: SGP’er hoeft zich niet te schamen voor de verdediging godsdienstvrijheid
De SGP „streeft naar een regering van ons volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods en staat mitsdien voor de handhaving van het onverkorte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. (...) Dientengevolge behoren ongeloofspropaganda, valse religies en antichristelijke ideologieën door de overheid uit het openbare leven te worden geweerd.”
Deze zinsneden uit het beginselprogramma van de SGP doen van tijd tot tijd stof opwaaien. Dat gebeurde ook maandagavond in Utrecht tijdens een debat dat de wetenschappelijke instituten van VVD en SGP organiseerden over de scheiding van kerk en staat.
VVD-Kamerlid Taverne wierp zijn SGP-collega Van der Staaij voor de voeten dat de SGP-uitgangspunten strijdig zijn met het beginsel van de pluriformiteit. De SGP’er redde zich eruit door de protestantse staatsman Groen van Prinsterer aan te halen. Die wees erop dat de gereformeerde vaderen geen inquisiteurs waren en ook geen brandstapels oprichten.
De discussie over de grenzen die de SGP wil stellen aan godsdienstvrijheid is al enige tijd gaande. Niet alleen buitenstaanders vragen daarnaar, ook intern leidt het tot vragen. In 2009 geleden pleitten de voorzitter en de jeugdwerkadviseur van de SGP-jongeren in deze krant voor een uitspraak over de wijze waarop de partij de vrijheid van godsdienst waardeert. De jongeren moesten vanwege deze uitspraak destijds op het matje komen bij het SGP-hoofdbestuur, maar uiteindelijk heeft het hoofdbestuur wel aan het wetenschappelijk instituut de opdracht gegeven om een nota over dit thema voor te bereiden.
Die nota is er nog niet. Ondertussen doet de SGP in de Tweede Kamer ruimhartig een beroep op de vrijheid van godsdienst om bijvoorbeeld christenvervolging uit te bannen.
Deze spanning tussen de principiële uitgangspunten en de politieke praktijk vraagt om verduidelijking. Nu de Statenverkiezingen achter de rug zijn en de eerstkomende verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn voorzien in 2017 is er alle gelegenheid om duidelijkheid te bieden. Vrees voor electorale gevolgen hoeft nu minder rol te spelen.
Een SGP’er hoeft zich overigens niet te schamen voor de verdediging van de vrijheid van godsdienst. De vrijheid van religie is het oudste grondrecht van ons land. Door de Reformatie was de politiek-religieuze eenheid van de middeleeuwen verdwenen. De politiek moest daar een werkbare oplossing voor vinden. De Unie van Utrecht uit 1579 gaf daar uitdrukking aan. Daarin staat dat „een yder particulier in sijn religie vrij sal moegen blijven ende dat men nyemant ter cause van de religie sal moegen achterhaelen ofte ondersoucken.”
Ondertussen blijft wel de oproep vanuit de Bijbel staan aan bestuurders van alle tijden om de God van Israël te eren. Een appel dat ook overigens ook tot ieder schepsel komt. Maar de kracht van dat appel wordt wel danig verzwakt door de verkruimeling van het lichaam van Christus. Kerkelijke verdeeldheid is geen zegen, maar een vloek. Dat maakt het voor de SGP niet gemakkelijk om uitspraken te doen over het thema godsdienstvrijheid.