Identificatie slachtoffers kan jaren duren
APELDOORN. Het teruggeven van namen aan slachtoffers van de vliegtuigcrash in Frankrijk wordt „extreem moeilijk”, voorspelt forensisch patholoog Frank van de Goot. Zijn vrees is dat de meesten niet kunnen worden geïdentificeerd.
Het vliegtuig van Germanwings boorde zich dinsdag met een snelheid van vele honderden kilometers per uur in een bergwand van de Franse Alpen. Het toestel is volledig verpulverd en van de lichamen is weinig over. „De grootste lichaamsdelen die we hebben gevonden zijn niet groot”, zoiets als een aktetas, zei een onderzoeker woensdag tegen het Zuid-Franse dagblad Le Dauphiné Libéré.
Het grootste verschil met de vorig jaar neergestorte MH17 in Oekraïne is dat dat vliegtuig in de lucht explodeerde, zegt forensisch patholoog Frank van de Goot. Een aantal passagiers is toen uit het vliegtuig geslingerd en in zijn geheel omlaag gevallen. „Dat gaat niet sneller dan 300 kilometer per uur. Op basis van lichaamskenmerken konden toen al vrij snel redelijk wat slachtoffers worden geïdentificeerd. Nu is dat uitgesloten. Het wordt daarom extreem moeilijk om te achterhalen wie wie is. Ik vrees dat de meesten niet kunnen worden geïdentificeerd.”
Een geluk bij ongeluk is dat de rampplek nu redelijk afgebakend is. In tegenstelling tot de MH17, waarbij de wrakstukken en menselijke resten over een gebied van zo’n 35 vierkante kilometer naar beneden kwamen. Nog een voordeel is dat de bergers nog op de dag van het ongeval bij het wrak konden komen, terwijl dat in Oekraïne werd bemoeilijkt door de pro-Russische rebellen. „Desondanks wordt het een heidens karwei om alles bij elkaar te zoeken”, zegt Van de Goot. „De komende twee weken zijn cruciaal omdat daarna de resten snel ontbinden.”
Alles wat bergers vinden, kan voor de onderzoekers van belang zijn, weet de forensisch patholoog. „Een stuk schedel met huid erop en een pluk haar, iets waaruit afgeleid kan worden of het mannelijk of vrouwelijk is, een kaak waaraan een tandarts gegevens kan aflezen, sieraden; al dit soort zaken kunnen helpen om iemand zijn naam terug te geven.”
De onderzoekers zijn stuk voor stuk professionals die weten wat ze kunnen aantreffen, zegt Van de Goot, die enkelen van hen kent. Ook voor hemzelf geldt bij het bezig zijn met dergelijk werk dat „de machine aangaat” en hij vooral druk is met gegevens onderzoeken en aan elkaar koppelen. Niettemin kan het ook vakmensen soms even te veel worden. „Iedereen is mens en heeft emoties. Het is aan iemand zelf om aan te geven als hij het even niet meer trekt. Ook collega’s moeten hierop alert zijn. Gelukkig zijn er binnen een identificatieteam voldoende mogelijkheden om steun te krijgen.”
Het identificatieproces kan jaren duren, denkt de forensisch patholoog. Nabestaanden besluiten vaak op een gegeven moment om de tot dan toe gevonden resten te begraven of te cremeren, weet hij van vliegrampen uit het verleden. Ze willen dan vaak ook niet meer worden geïnformeerd als er wéér nieuwe resten worden geïdentificeerd, maar bieden die bij voorbaat aan voor een collectieve crematie. Van de Goot: „Ze willen een moeilijke periode kunnen afsluiten.”