Puriteinen bieden bruikbare inzichten bij neerslachtigheid
Puriteinse geschriften kunnen bruikbaar zijn als gids bij psychische klachten, schrijft dr. R. W. de Koeijer.
Puriteinen horen bij de eerste gereformeerde predikers en schrijvers die oog hadden voor de vragen en problemen van hun hoorders en lezers. Voordat de moderne psychiatrie opkwam, hadden zij al pastorale aandacht voor met name neerslachtige gelovigen. Ze wijdden meestal geen afzonderlijke geschriften aan psychische neerslachtigheid en somberheid, maar betrokken deze moeite bij de bespreking van spirituele somberheid.
Onderscheid
In de puriteinse bespreking van zwaarmoedigheid tot 1660 zien we globaal twee lijnen. Sommige puriteinse schrijvers maken duidelijk onderscheid tussen geestelijke en psychische neerslachtigheid. We zien dat vooral bij William Perkins (1558-1602) en Robert Bolton (1572-1631).
Perkins stelt in zijn werk over de gewetenskwesties (”The Whole Treatise of the Cases of Conscience”, 1606) dat psychische neerslachtigheid te maken heeft met een ziekelijk temperament dat zich voornamelijk richt op het voorstellingsvermogen en van daaruit op het emotionele leven. Het normale menselijke functioneren wordt zonder aanwijsbare oorzaak aangetast.
Geestelijke neerslachtigheid daarentegen is het gevolg van zondebesef, gemis aan Godservaring en vrees voor Gods toorn. Sterker dan Perkins benadrukt Bolton in zijn pastorale handboek voor de troost van aangevochtenen (”Instructions for a Right Comforting Afflicted Consciences” uit 1631) dit eigen karakter van geestelijke neerslachtigheid en wil daarmee aangeven dat de pastor moet oppassen om het psychische schuldbesef te verwarren met geestelijke zondekennis.
Perkins en Bolton leggen deze nadruk op het onderscheid tussen geestelijke en psychische neerslachtigheid om duidelijk te maken dat niet elk schuldbesef een geestelijk gebeuren is. Via hun pastoraal-kritische benadering willen ze de schuldgevoelens van de niet-bekeerde melancholicus ombuigen tot oprecht berouw over de zonde en tot bekering.
Blijdschap
Er zijn ook puriteinse schrijvers die sterker inzetten op de bemoediging van neerslachtige gelovigen. Zoals William Bridge (ca. 1600-1670) en Christopher Love (1618-1651). Doorlopend maakt Bridge in zijn bestseller ”A Lifting Up for the Downcast” (”Een opbeuring voor de neergebogenen”) uit 1648 duidelijk dat schuldbesef weliswaar geestelijke inkeer meebrengt, maar geen neerslachtigheid hoeft te veroorzaken. Schuldbesef is namelijk verbonden met geestelijke blijdschap en een actief geloofsleven, terwijl zwaarmoedigheid juist een forse rem is op de vreugde.
In zijn ”The Dejected Soules Cure” (”Genezing van een verslagen ziel”) uit 1657 stelt Love dat de neerslachtige gelovige vertwijfeling kan voorkomen als hij inziet dat buitensporige verschijnselen van neerslachtigheid, zoals overmatig schuldbesef, voortkomen uit zijn temperament.
We zien bij puriteinse auteurs ook een lijn die psychische en geestelijke neerslachtigheid sterker verbindt. De al genoemde Perkins stelt dat de meeste gevallen van zwaarmoedigheid veroorzaakt worden door een samenhang van geestelijke en psychische factoren, waardoor juist zwaarmoedige gelovigen vatbaar zijn voor de negatieve gevolgen van schuldbesef. Daarbij spelen volgens diverse puriteinen ook satanische activiteiten een opvallende rol. Deze duivelse intriges worden vooral uitgewerkt door Richard Gilpin (1625-1700) in zijn geschrift over de verleidingen van de satan (”Daemonologia Sacra, or a Treatise of Satan’s Temptations”, 1677).
Uitvoerig beschrijft Gilpin hoe de duivel kan inwerken op de lichamelijke gesteldheid van de gelovige, evenals op diens emoties en dus ook op neerslachtigheid, waardoor aanzienlijke schade kan worden aangericht. Er kan bij de zwaarmoedige gelovige namelijk een neerwaartse spiraal richting geestelijke onrust en vertwijfeling ontstaan. Vooral vanwege dit gevaar van angstige onzekerheid hebben puriteinse schrijvers het pastorale oogmerk om juist neerslachtige gelovigen te bemoedigen met de zekerheid van Gods heilsbeloften.
Medicijnen
In de periode na 1660 neemt de puriteinse belangstelling voor psychische neerslachtigheid toe en komt de verbinding met geestelijke somberheid nadrukkelijker aan de orde. Dit zien we niet alleen bij Gilpin, maar ook bij Timothy Rogers (1658-1728). Rogers, die zelf een tweejarige periode van depressie meemaakte, geeft in zijn geschrift over neerslachtigheid (”A Discourse concerning Trouble of Mind and the Disease of Melancholy”, 1706) een medische verklaring van deze moeite.
Rogers’ voornaamste doel is aangevochten lezers op te wekken tot aanhoudend gebed en geloof in Gods heilsbeloften. Door de geestelijke bemoediging van neerslachtige gelovigen centraal te stellen, onderscheidt hij zich van puriteinen als Perkins en Bolton, die niet-bekeerden via de confrontatie met Gods wet tot schuldbesef en geestelijke verandering willen brengen.
Rogers staat bovendien kritisch tegenover medicijnen, niet alleen omdat deze volgens hem lang niet altijd effectief zijn, maar ook omdat hij vreest dat mensen door een te groot vertrouwen in de medische wetenschap hun afhankelijkheid van God verliezen.
We zien dus dat puriteinse geschriften als bruikbare gidsen kunnen dienen bij psychische klachten. Enerzijds willen ze het eigene van geestelijk schuldbesef vasthouden door onderscheid te maken tussen psychische en geestelijke neerslachtigheid. Anderzijds geven ze aan dat juist zwaarmoedige gelovigen extra vatbaar zijn voor geestelijke neerslachtigheid.
Puriteinse geschriften hebben geprobeerd juist deze christenen te bewaren voor moedeloosheid en vertwijfeling door hen te bemoedigen met zowel Gods beloften als de herkenbare kenmerken van Gods werk en hen op te wekken tot gebed en vertrouwen op God.
De auteur is hervormd predikant te Bilthoven. Van zijn hand verscheen eerder ”Geestelijke strijd bij de puriteinen. Een spiritualiteit-historisch onderzoek naar Engelse puriteinse geschriften in de periode 1587-1684”.