Regering blijft herdenking Armeense genocide mijden
DEN HAAG. Het kabinet is niet van plan iemand uit de regering af te vaardigen naar de honderdste herdenking op 24 april in Armenië van de Armeense genocide.
Eerder maakt het kabinet bekend de ambassadeur in Georgië naar die bijeenkomst te sturen. Op dat voornemen komt het kabinet, ondanks verzoeken daartoe vanuit de Tweede Kamer, niet terug.
Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) heeft de Kamer donderdag geschreven dat „de keuze om de hoogst geaccrediteerde vertegenwoordiger van de Nederlandse staat in Armenië ons land te laten vertegenwoordigen, recht doet aan een waardige herdenking van de verschrikkelijke gebeurtenissen” in 1915.
Het kabinet, stelt Koenders verder, „ervaart geen enkele druk van Turkije om op een bepaald niveau de herdenking bij te wonen of om terughoudendheid te betrachten; Nederland neemt dit besluit zelf.”
Nog niet besloten is of Nederland deelneemt aan de herdenking van de slag om Gallipoli in 1915. Turkije herdenkt die slag dit jaar uitgerekend op dezelfde dag als waarop de herdenking van de Armeense genocide plaatsvindt.
Het kabinet voert volgens hem nog steeds de motie-Rouvoet uit 2004 uit. Die verzocht het kabinet om in gesprekken met Turkije „voortdurend en nadrukkelijk de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen.”
Koenders weigert evenwel de volkerenmoord op Armeniërs genocide te noemen. Wel geeft hij toe dat er onder wetenschappers „een grote mate van consensus” is over wat destijds is gebeurd. De meesten van hen zijn het erover eens dat er sprake was van genocide.