De weerbarstigheid van Messiaen
Titel:
”Doorbraak en idolatrie. Olivier Messiaen en het geloof in muziek”
Auteur: Sander van Maas
Uitgeverij: Eburon, Delft, 2003
ISBN 90 5166 921 6
Pagina’s: 364
Prijs: € 24,50. „Muziek van Olivier Messiaen dwingt tot luisteren. De weerbarstigheid die zijn composities kenmerkt, maakt dat je als luisteraar niet tegelijkertijd iets anders kunt doen. Je kunt Messiaen niet als muzikaal behang hanteren, want dan irriteert zijn muziek.” Dr. Sander van Maas (1968) schreef een boek over de relatie tussen muziek en religie in het werk van deze Franse componist.
Sander van Maas is als onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en doceert hedendaagse muziek en muziekesthetica aan het Conservatorium van Amsterdam. In 2002 promoveerde hij op een onderzoek naar de relatie tussen muziek en religie in het werk van Olivier Messiaen (1908-1992). Het indrukwekkende oeuvre van deze componist diende voor hem als uitgangspunt voor een meer algemene filosofisch-esthetische reflectie over muziek en religie: ”Doorbraak en idolatrie. Olivier Messiaen en het geloof in muziek”.
Muziek kan een doorbraak zijn naar ervaring of kan als zelfstandig fenomeen tot afgoderij (idolatrie) verworden. Door de manier waarop de auteur de muziek van Messiaen ervoer, ging er voor hem een wereld open. Als voorbeeld noemt hij hoe Messiaen in ”La Nativité du Seigneur” een soort feeërieke wereld schept op het gebied van klankkleuren en een elastische ritmiek: „Een uitdaging voor mijn oren. Ik ervoer het als een schok toen ik dit werk voor het eerst hoorde. Het was voor mij aanleiding om meer te weten te komen van de ervaringswereld achter die muziek.
Sander van Maas studeerde aanvankelijk medische biologie, als parkeerstudie voor geneeskunde, waarvoor hij uitgeloot was. Hij wilde chirurg worden. In zijn jeugd mocht hij een keer een dag meelopen met een chirurg. „De manier waarop deze operateur zich voorbereidde op een operatie had voor mij iets van een religieus ritueel.” Zover kwam het echter niet. Sander werd geen chirurg, maar raakte zozeer in de greep van de muziek van componisten als Hindemith, Stravinsky en met name de orgelmuziek van de Fransman Olivier Messiaen, dat hij ervoor koos om het raadsel van de muziek, de ervaring van de muziek achter de noten, achterna te gaan. Hij hing zijn laboratoriumjas aan de kapstok en ontdekte de muziekwetenschap. Hij dacht daarin emplooi te vinden door na te denken over het reflectieve element, de ervaringsmogelijkheden van muziek. In 1992 ging hij muziekwetenschap studeren en hij rondde in vrij korte tijd zijn studie af met een scriptie over het ”Livre d’orgue” van Messiaen. „Uit onvrede over wat de muziekwetenschap uiteindelijk maar boven water haalt, ben ik er ook de filosofie bij gaan betrekken, met name die van Jacques Derrida.”
Persoonlijke noot
Muziekwetenschap op zich noemt Van Maas een soort musicologisch nihilisme. „Ze leert je veel over muziek, maar de manier waarop de muziekwetenschap bijvoorbeeld met Messiaens composities omgaat, mist de ervaring, de schok die deze werken teweegbrengen. De musicologie spreekt daar niet over. Muziekwetenschap beperkt zich hoofdzakelijk tot de muzikale analyse. Het is een formalistische traditie. De partituur is het begin- en eindpunt. Die levert technische gegevens, waarvan je de structuur kunt analyseren, maar de ervaring blijft onbesproken. Ik heb dat tijdens de studie muziekwetenschap als onbevredigend ervaren.
Messiaen geeft bij zijn partituren zelf al de technische analyse - daar heb je de muziekwetenschap dus nauwelijks voor nodig. De componist geeft tevens verwijzingen naar wat hij zich bij zijn muziek voorstelt. Dat laatste wordt te veel gezien als een soort persoonlijke noot, waarbij wij onze eigen gedachten kunnen hebben. Terwijl de verwijzingen die Messiaen geeft over wat muziek is, wat muziek doet en waartoe muziek in staat is elementen zijn die er juist de diepgang aan geven. De muziekwetenschap isoleert die gegevens. Ik heb geprobeerd in mijn boek de muziek van Messiaen serieuzer te nemen dan door de muziekwetenschap en de theologie wordt gedaan.”
Andere culturen
In zijn boek stelt Van Maas de vraag of er in onze „seculiere” tijd nog zoiets bestaat als religieuze muziek. Met die vraag bedoelt hij niet de kerkmuziek, maar het terrein van de westerse kunstmuziek waarin religie wordt ervaren en onderzocht: alle muziek waarin religie een integraal bestanddeel is. Van Maas: „Messiaen heeft beide elementen. Hij was een traditioneel organist, die in de katholieke zondagse eredienst speelde. Dat was muziek voor de liturgie. Daarnaast stond hij open voor de invloeden van muziek van andere culturen, die hij op een wonderlijke manier verwerkte in zijn eigen muziek. Zijn muzikale jas zat niet zo strak om zijn katholieke lichaam.”
Was dat bij bijvoorbeeld Johann Sebastian Bach wel het geval?
„Bach leefde in een heel andere tijd en in een andere wereld. Men begreep toen nog waar het in het christendom om draaide. Messiaen leefde in een maatschappij die in toenemende mate de religie vergeten was. Maar hij construeert wel een hedendaags geloof door middel van muziek. Dat fascineert mij buitengewoon. Zijn muziek is niet het plaatje bij het praatje, als een soort dogma dat door muziek wordt toegelicht. Wat mij interesseert is hoe het plaatje het praatje beïnvloedt. Geeft het plaatje, de muziek, voor mij aanleiding tot een praatje? Dat boeit mij.”
Is dat zoiets als de drommen mensen die jaarlijks naar de Matthäus Passion gaan luisteren, terwijl ze niets willen weten van de boodschap van het Evangelie?
„Ik denk het wel. Zij hebben het praatje bij het plaatje niet nodig om door die muziek toch geraakt te worden. Kennelijk geeft die muziek van Bach een ervaring die je geen jaar zou willen missen. Ik heb dat met de muziek van Messiaen. Die geeft mij een ervaring van zo’n enorme kracht, dat ik die nader heb willen onderzoeken.”
Messiaen noemt dat zelf „de doorbraak naar gene zijde”, het onzegbare te aanvaarden als een religieuze doorbraak. Om dat op te merken is volgens Van Maas „een besnijdenis van het oor” nodig. „Wat mij aanspreekt in de muziek van Messiaen heeft te maken met weerstand. Er zit iets in dat mij tegenspreekt. Het gaat in zijn muziek om een verzadiging. Neem het slotkoraal van ”La Transfiguration de Notre-Seigneur Jésus-Christ”: Messiaen zag daar allerlei kleuren bij. Ik zie die niet. Maar als ik de verzadigde klanken van die geweldig brede akkoorden hoor, dan ervaar ik dat als een soort fontein waar ik nooit helemaal grip op krijg. Ik kan die klanken niet reduceren tot louter noten. Om de betekenis van die ervaring te begrijpen, is een nieuwe taal nodig. Met mijn boek hoop ik die nieuwe taal vorm te hebben gegeven.”