Inlichtingendiensten minder neutraal dan vaak gedacht
Het Amerikaanse weekblad Time stelt in zijn jongste uitgave de vraag of president George W. Bush een probleem met zijn geloofwaardigheid heeft. Hij was het immers die met de grootste stelligheid beweerde dat het regime van Saddam Hussein in Irak over massavernietigingswapens beschikte. En dat was volgens hem reden voor militair optreden. Het Congres in Washington volgde hem in zijn argumentatie, zij het soms schoorvoetend.
Nu deze massavernietigingswapens nog steeds niet zijn gevonden, heeft de president -toegevend aan politieke druk- een commissie benoemd om te onderzoeken wat er mis was met de informatie van de inlichtingendiensten waarop zijn argumentatie voor de invasie van Irak was gebaseerd. Sommigen in Washington juichen dit besluit toe. Anderen volgen echter met grote verbazing de opwinding over de onvindbare wapensystemen. „De regering wilde een bruggenhoofd in het Midden-Oosten, en Irak was daarvoor een gemakkelijk doelwit”, aldus Richard Goodwin, voormalig adviseur van de presidenten John F. Kennedy en Lyndon Johnson. „Vrijwel direct na het aantreden van Bush in januari 2001 begon men in Washington met het smeden van concrete plannen. Voormalig minister van Financiën Paul O’Neill bevestigt dit in het boek van Ron Suskind ”The Price of Loyalty”. Volgens Goodwin waren de Iraakse massavernietigingswapens slechts een argument om de oorlog te rechtvaardigen, net als de aantijging dat er banden tussen Bagdad en de terreurbeweging al-Qaida zouden zijn - iets dat ook nooit is aangetoond. „Jammer dat die wapens nu onvindbaar blijken, maar -nogmaals- het ging Bush feitelijk om een bruggenhoofd in het Midden-Oosten om een sterke Amerikaanse invloed te kunnen doen gelden in het rijkste oliegebied ter wereld.
Olie was inderdaad een belangrijke factor, plus de gedachte dat men door Irak te democratiseren vrede in het Midden-Oosten zou kunnen brengen. Mensen als Paul Wolfowitz (plaatsvervangend minister van Defensie, red.) beweerden dat de Irakezen de Amerikanen zouden verwelkomen als bevrijders. Precies hetzelfde argument dat in 1961 gebruikt werd om de invasie van Cuba te rechtvaardigen. Wat een misvatting bleek dat toen te zijn! Maar presidenten blijken hardleers en Washington moest vorig jaar dezelfde les opnieuw leren in Irak, ten koste van vele Amerikaanse en Iraakse mensenlevens.
”Intelligence”, oftewel vertrouwelijke informatie van inlichtingendiensten, is door de eeuwen heen gebruikt en misbruikt voor politieke doeleinden. „Dat is nu weer gebeurd”, meent politicoloog dr. Paul Bracken van de Yale Universiteit in New Haven, Connecticut. Zo verklaarde president James Polk in 1846 dat Mexicaanse troepen het vuur geopend hadden op Amerikaanse troepen op Amerikaans grondgebied. Heriop was uiteraard dringend een reactie nodig. Het parlement ging akkoord met actie en Polk stuurde troepen naar het zuidwesten. Als gevolg van deze confrontatie werden Californië, New Mexico en Arizona aan het Amerikaanse grondgebied toegevoegd. Vuurden de Mexicanen daadwerkelijk op Amerikaanse troepen die zich op eigen grondgebied bevonden? Waarschijnlijk niet, zegt Bracken, maar Polk gebruikte de informatie om ’zijn’ oorlog tegen Mexico rechtvaardigen.
Een jong parlementslid leverde toen scherpe kritiek op de president. „Als wij op grond van zulke vage beweringen de oorlog verklaren, dan staat het een president vrij naar eigen believen een invasie te bevelen van welk land dan ook”, aldus Abraham Lincoln. Deze kritiek werd hem niet in dank afgenomen. Hij werd de woestijn ingestuurd en moest de politiek tijdelijk vaarwel zeggen. Pas tien jaar later slaagde hij erin naar Washington terug te keren, waarna hij zich in de Amerikaanse burgeroorlog uiteindelijk ontwikkelde tot een van Amerika’s grootste presidenten en oorlogsleiders.
In 1898 werd het Amerikaanse oorlogsschip ”Maine” naar de Cubaanse hoofdstad Havana gestuurd. Er heerste grote onrust op het eiland. De Cubaanse bevolking verzette zich in toenemende mate tegen het Spaanse bewind. De aanwezigheid van de Maine moest duidelijk maken dat de VS de belangen van Amerikaanse burgers op Cuba zouden verdedigen. In de haven van Havana werd het schip getroffen door een enorme explosie, waarna het zonk. Volgens de marine was de Maine door explosieven tot zinken gebracht. Een „aanval” dus, waarop president William McKinley Spanje de oorlog verklaarde. Uitgebreide onderzoeken in 1976 en 1992 kwamen tot de conclusie dat de brandstof van de Maine hoogstwaarschijnlijk door ondeskundig optreden een brand had veroorzaakt, waardoor vervolgens de voorraad munitie aan boord tot ontploffing was gekomen.
In 1964 ving het Amerikaanse spionageschip ”Maddox’” voor de kust van Vietnam in de Golf van Tonkin Noord-Vietnamese communicatie op waarin sprake was van aanstaande „militaire operaties.” De kapitein van de Maddox legde dit uit als een geplande aanval op zijn schip, waarop het vuur werd geopend op verschillende Noord-Vietnamese schepen, die tot zinken werden gebracht. Deze „aanval” van Noord-Vietnamese schepen op de Maddox leidde in het Congres tot de zogeheten Tonkin-resolutie, die de regering toestemming gaf om het aantal troepen in Vietnam sterk op te voeren. Uit onderzoek bleek later dat de Maddox één enkel kogelgat vertoonde, dat als „bewijs” gold voor de Noord-Vietnamese aanval. De Noord-Vietnamezen houden nog altijd vol dat zij de Maddox nooit hebben aangevallen.
„Inlichtingen, halve inlichtingen vaak, feiten die soms niet goed worden begrepen, die verkeerd worden uitgelegd of die bewust zo worden geïnterpreteerd dat zij de doeleinden van de politieke meesters in Washington dienen. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven”, meent Richard Goodwin.
Zijn inlichtingendiensten dan niet betrouwbaar? „Inlichtingenwerk is in veel gevallen weinig meer dan speculeren. Irak vormt het zoveelste bewijs. Het is aan de politieke leiders om de feiten en inschattingen van inlichtingendiensten in hun politieke overwegingen te laten meewegen. Maar zij mogen nooit het hoofdargument worden”, aldus Goodwin. Als illustratie verwijst hij naar Pakistan, waar de kernfysicus Abdul Qadeer Khan krachtig heeft bijgedragen aan de verspreiding van kernwapens, al of niet met medeweten van de regering. De Amerikanen wisten dat, en toch besluit president Bush niet op te treden tegen Pakistan.
„Bush heeft Pakistan nodig als bondgenoot in de strijd tegen het internationaal terrorisme. Dus praat hij wel met president Pervez Musharraf, maar hij doet niets. Hier geeft het politieke motief de doorslag. Dat geldt ook voor Irak, waar de massavernietigingswapens niet het belangrijkste argument waren voor de invasie. President Bush wilde een bruggenhoofd in het Midden-Oosten en gebruikte de massavernietigingswapens enkel als argument. Dat leugentje wordt nu ontmaskerd, maar daarmee vervalt voor Bush niet zijn werkelijke motief voor de oorlog. Alleen kan hij dat niet alsnog opvoeren om de opwinding over de massavernietigingswapens te neutraliseren, want dan heeft hij werkelijk een geloofwaardigheidsprobleem. En dat zou hem in dit verkiezingsjaar ernstig kunnen schaden”, aldus Goodwin.