Economie

„Nieuwe stal is voor de koe een zegen”

De vrees dat Nederland vol komt te staan met nieuwe ‘megastallen’ als op 1 april de melkquotering verdwijnt, is onterecht. De meeste melkveehouderijen blijven gezinsbedrijven, verwacht LTO.

17 March 2015 16:35Gewijzigd op 15 November 2020 17:27
ZOETERWOUDE. Nieuwe stallen zijn weliswaar groter maar niet slechter voor de koe, vindt melkveehoudersvoorman Kees Romijn. De koeien hebben meer ruimte en het klimaat is beter dan in oude stallen. Foto: koeien in een stal in Kamerik. beeld ANP
ZOETERWOUDE. Nieuwe stallen zijn weliswaar groter maar niet slechter voor de koe, vindt melkveehoudersvoorman Kees Romijn. De koeien hebben meer ruimte en het klimaat is beter dan in oude stallen. Foto: koeien in een stal in Kamerik. beeld ANP

Het is het enige echte regionale item bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten: de opkomst van de ‘megastal’. Dat stelde althans een van de journalisten tijdens een persbijeenkomst die boerenorganisatie LTO Nederland gisteren in Zoeterwoude had belegd vanwege de naderende afschaffing, na 31 jaar, van de Europese melkquotering. „Hoe kijkt u daartegen aan?”

Voorzitter Kees Romijn van de LTO-vakgroep melkveehouderij begrijpt de maatschappelijke zorg. Inderdaad, er zijn de laatste jaren veel nieuwe stallen gebouwd. En iedereen kan zien dat die groter zijn dan de oude. Maar dat betekent niet dat er ook veel meer koeien in staan.

„Als je nu een stal bouwt voor eenzelfde aantal koeien als dertig jaar geleden, heeft die stal een twee keer zo grote oppervlakte, de zijwanden zijn hoger en ook de nokhoogte is veel groter. Dat heeft alles te maken met verbetering van het welzijn van de koe. De dieren hebben meer ruimte en in de stal heerst een beter klimaat”, zei Romijn. Andere verbeteringen zijn het aanbrengen van rubber op de roostervloer en de vervanging van stalen ligboxen door flexibele elementen. Er is zelfs een compleet nieuw type stal ontworpen, de vrijloopstal. Daar zitten helemaal geen boxen meer in. „Elke nieuwe stal is voor de koe een zegen”, concludeerde de melkveehoudersvoorman.

Vorige week kwam Milieu­defensie met het bericht dat het aantal megastallen de afgelopen jaren vooral in de melkveehouderij sterk is gegroeid. Op dit moment hebben 317 melkveebedrijven meer dan 250 melkkoeien.

Romijn is niet onder de indruk. „Op een totaal van 17.000 melkveebedrijven stelt het niet veel voor. Bovendien is ”mega” een rekbaar begrip. Het maakt voor een koe niet uit met hoeveel dieren ze tegelijk in één stal zit.”

Gezinsbedrijven

Het aantal hele grote bedrijven zal de komende jaren zeker toenemen, verwacht Romijn. „Er zullen er nog wel een paar honderd bij komen. Maar de Nederlandse melkveehouderij blijft voornamelijk bestaan uit gezinsbedrijven.”

Op dit moment houden Nederlandse melkveehouders gemiddeld 92 melkkoeien. Vijf jaar geleden waren dat er nog 79. Die schaalvergroting zet de komende jaren door. LTO verwacht dat het gemiddelde bedrijf binnen vijf à tien jaar naar 120 tot 125 melkkoeien zal groeien. Voor een gezinsbedrijf, waar de meeste werkzaamheden door de gezinsleden zelf worden verricht, is dat zo’n beetje het maximum.

Dat gezinsbedrijf met een relatief beperkte omvang verklaart volgens Romijn voor een belangrijk deel het succes van de Nederlandse melkveehouderij. „Een Nederlandse boer is goed in alle facetten van zijn bedrijf. De bedrijfsvoering is heel efficiënt. Dat wordt minder als je allerlei werk gaat uitbesteden.”

Vanaf 1 april mogen boeren in de hele Europese Unie zo veel melken als ze willen. Voor veel landen verandert er weinig: die slaagden er al jaren niet in om het nationale quotum vol te krijgen. Maar Nederlandse boeren zijn eindelijk van de superheffing af, de boete op te veel geproduceerde melk, die in dertig jaar honderden miljoenen euro’s heeft gekost – geld dat verdween in de algemene middelen van Brussel en dus wegvloeide uit de sector.

De melkquotering werd in 1984 ingevoerd. De decennia daarvoor had Europa de melkproductie gestimuleerd met een relatief hoge, gegarandeerde melkprijs voor de boeren. Dat beleid, ooit bedoeld om voedseltekorten in Europa te voorkomen, dreigde aan zijn eigen succes ten onder te gaan: het leidde tot enorme overschotten, de beruchte boter- en melk­poederbergen.

Achterstand

De quotering zorgde in enkele jaren voor herstel van de interne markt, maar zette de Europese melkveehouderij op den duur op achterstand tegenover concurrerende zuivelproducenten als Nieuw-Zeeland en de Verenigde Staten. „Het systeem heeft prima gewerkt maar wordt tien jaar te laat afgeschaft”, vindt Romijn.

LTO verwacht dat de Nederlandse melkproductie de komende vijf à zes jaar met 15 tot 20 procent zal toenemen. Maar van onbeperkte groei kan geen sprake zijn. Nieuwe grenzen zijn het milieu –het uitrijden van mest is aan scherpe normen gebonden, hetzelfde geldt voor de ammoniak­emissie naar natuurgebieden – en de beperkte beschikbaarheid van grond, naast de al genoemde „natuurlijke maximale omvang” van het gezinsbedrijf.

Een risico vormen de schommelingen in de hoogte van de melkprijs die de boeren ontvangen. Die melkprijs beweegt voortaan mee met de grillige wereldmarktprijs, een situatie waar de EU haar boeren door afbouw van garanties de afgelopen jaren overigens al op heeft voorbereid. „Als er in Nieuw-Zeeland veel gras groeit, zakt onze melkprijs”, verwoordde Romijn. Juist ‘megabedrijven’ zijn dan kwetsbaar. „Die hebben naar verhouding minder eigen grond, moeten dus meer voer aankopen, en zijn vaak zwaar gefinancierd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer