Megastal blijft omstreden, ondanks frisse lucht en meer ruimte voor de dieren
DEN HAAG. Milieuorganisaties benadrukken keer op keer dat megastallen slecht zijn voor het milieu, dierenrechtenactivisten vrezen dat grote stallen ten koste gaan van dierenwelzijn.
Andere kritiekpunten zijn dat grote concentraties vee de volksgezondheid in gevaar zouden brengen en dat de stallen het landschap aantasten.
In 2011 werd onder leiding van voormalig minister Alders een maatschappelijke dialoog over megastallen gehouden. De conclusie was dat grootschalige veehouderij wordt geaccepteerd, mits er zorgvuldig wordt omgesprongen met de dieren en milieu, er minimale risico’s zijn voor de volksgezondheid en er een menselijke maat is voor de bedrijven. Staatssecretaris Bleker (Landbouw) schreef in 2012 aan de Kamer dat wat hem betreft boeren op hun bedrijf maximaal 500 koeien, 2000 melkgeiten, 2000 vleeskalveren, 2000 zeugen, 10.000 vleesvarkens, 175.000 leghennen of 240.000 vleeskuikens mogen houden. Weinig bedrijven zitten boven de ‘Blekernormen’.
Vanuit de landbouwsector wordt benadrukt dat groot niet per definitie slecht is. Eerder is het omgekeerde het geval. Nieuwe stallen voldoen aan strengere regels met betrekking tot de uitstoot van ammoniak en fijnstof. Dieren hebben er meer ruimte en kunnen meer natuurlijk gedrag vertonen.
Wat de volksgezondheid betreft: alleen in het geval van Q-koorts is aangetoond dat mensen ziek zijn geworden doordat ze dicht bij een (besmet) geitenbedrijf zijn geweest. En over landschappelijke inpassing valt te praten: dat is een kwestie van afstemming met de gemeente en een goed gesprek ‘aan de keukentafel’ met de buren.