Economie

Aanpak ondervoeding vergt ‘groenterevolutie’

TAINAN (IPS). In de strijd tegen ondervoeding moeten we meer investeren in groente. Dat vindt tropisch landbouwexpert Dyno Keatinge van het in de Taiwanese stad Tainan gevestigde World Vegetable Center. Volgens hem staart het wereldwijde onderzoek zich te veel blind op graan.

Frank Mulder
4 March 2015 11:46Gewijzigd op 15 November 2020 17:07
Beeld ANP
Beeld ANP

Die fixatie op graan is historisch gegroeid, verklaart Keatinge. Toen India in de jaren 50 werd getroffen door een zware hongersnood, besloot de wereld­gemeenschap dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. „India moest zelf­voorzienend worden, vond men, door de massale productie van rijst, tarwe en mais. Alle aandacht ging uit naar de efficiënte productie van calorieën.”

Wat daarna gebeurde, staat bekend als de Groene Revolutie. Veredelaars slaagden erin nieuwe graanrassen te kweken met een groot opbrengend vermogen. Daarnaast verstrekten overheden op grote schaal subsidies op het gebruik van kunstmest. Het werkte: de productie van de granen steeg enorm. „Er is alleen één groot probleem. En dat is dat dit beleid sindsdien nooit meer is veranderd”, vindt Keatinge.

De Ierse landbouwkundige Dyno Keatinge is directeur-generaal van het World Vegetable Center, voorheen bekend als het Asian Vegetable Research and Development Center. Deze organisatie is opgezet met het doel de productie van groente in ontwikkelingslanden te verhogen. In Taiwan bewaart de organisatie zaden van wel 60.000 variëteiten, de grootste open toegankelijke groentegenenbank ter wereld. Op de verschillende continenten doet het World Vegetable Center onderzoek naar veredeling, resis­tentie tegen ziekten, teeltwijzen en ontwikkeling van markten.

Wat is er mis met de drie grote graansoorten?

Keatinge: „Die gewassen schieten tekort als het gaat om vitamines, mineralen en eiwitten. Dat heeft geleid tot ondervoeding. Doordat de prijs van deze granen daalde, gingen mensen minder eten van de gezondere alternatieven. De overvloed aan graan heeft geleid tot eenzijdige diëten, waardoor meer mensen ondervoed raakten of ziektes kregen zoals diabetes. Om dat tegen te gaan, is de consumptie van groente en fruit cruciaal. Er zijn zo veel inheemse soorten die geschikt zijn voor een gebalanceerd voedings­patroon, het is zonde om die niet te gebruiken.”

Aan welk alternatief gewas denkt u bijvoorbeeld?

„Neem de moringa. Dat is een boom die goed bestand is tegen droogte, snel groeit en zeer voedzaam is. Dat geldt zowel voor het blad als de vrucht. De moringa bevat heel veel vitamine A, vitamine C, ijzer, kalium en proteïne. De boom is heel lang genegeerd. Maar in de Filipijnen begint de teelt nu serieus van de grond te komen.”

Niemand heeft boeren toch belet om dit soort gewassen te telen?

„Het probleem is dat het landbouwkundig onderzoek zich volledig heeft blindgestaard op de bulkgewassen. Daar ging het geld naartoe. De mensen die zich daarmee bezighielden, werden in de loop der tijd een soort pressiegroep met grote financiële belangen. Er is echt zoiets ontstaan als een rijst­-establishment. Mensen zeggen vaak dat de opbrengst van de groenteteelt te laag is. Maar dat komt juist doordat er zo weinig onderzoek is gedaan naar verbetering. Kun je nagaan, ik ben al boven de zestig, en toch ben ik nog steeds een van de weinige landbouwwetenschappers in het hele Verenigd Koninkrijk. In de afgelopen twintig jaar is al het onderzoeksgeld naar biotechnologie gegaan, ten koste van de traditionele disciplines, zoals agronomie, entomologie en pathologie. Hier moet echt weer een balans in komen om het onder­zoek coherent en effectief te houden. In Nederland heb je nog de Wageningen University, maar zelfs daar zijn de verschillende disciplines binnen tropische landbouw in grote mate uitgehold.”

Wat voor onderzoek is er bijvoorbeeld nodig?

„Onderzoek naar resistentie tegen ziektes en tegen droogte. Veel gewassen zijn ontwikkeld vanuit een heel nauwe genetische basis, waardoor ze kwetsbaar zijn voor plagen en ziektes. Bovendien gaat een behoorlijk deel van de opbrengst verloren bij de verwerking en de distributie. Met verbeterde koeltechnieken kun je daar al veel aan doen. Wij doen dat soort onderzoek, naast het verspreiden van kennis over soorten die ten onrechte in de vergetelheid zijn geraakt.”

Zijn er soorten die uw organisatie weer op de kaart heeft gezet?

„Ja, verschillende. Een belangrijke bijdrage hebben wij geleverd aan de teelt van de mungboon, waar we de kiemen van kennen onder de naam taugé. Dat is een boon die ontzettend veel proteïnen, mineralen en vitamines bevat. De teelt ervan verbetert bovendien de bodemvruchtbaarheid en helpt boeren om meer inkomsten te genereren. Door ons onderzoek is de mungboon een belangrijk aanvullend gewas geworden voor boeren in Pakistan en Oez­bekistan.”

Als deze soorten zo veelbelovend zijn, dan zou iedereen hier toch vanzelf achter moeten komen?

„Je moet beseffen dat dit een ketterse visie is. Vraag maar eens aan een ambtenaar van welke regering dan ook wat hij nodig heeft om de honger te bestrijden. Hij zal zeggen: Wat wij nodig hebben, is… betere rijst. Aan de andere kant heb je de grote voedsel­conglomeraten in de wereld, die zich bijna alleen maar met deze graangewassen bezighouden, behalve met soja en suiker. En dan zijn er nog de donororganisaties, die concrete cijfers willen hebben van behaalde opbrengsten. Dit wordt bij groente helemaal niet bijgehouden.”

Heeft een diversificatie nog economische gevolgen?

„Het zou vooral ten goede komen aan de voedselzekerheid van landen. Neem tomaten. Op dit moment wordt 70 procent van de tomatenpuree in Oost-Afrika geïmporteerd vanuit China. Maar ze zouden zelf meer tomaten kunnen verbouwen. Een bloeiende groentesector is een goede manier om de ontwikkeling van de landbouw te stimuleren. Groenten hebben markten nodig, transport, koelketens, enzovoorts, dus het leidt tot meer banen en meer infrastructuur. Het is ook beter voor de bodem wanneer graan wordt afgewisseld met andere gewassen, omdat je dan de microflora van de bodem verandert en de ontwikkeling van bodemziekten voorkomt.”

Is er een risico dat ontwikkelingslanden te weinig calorieën gaan produceren wanneer ze zouden besluiten om meer groenten te verbouwen?

„Nee, dat denk ik niet. De meeste landen zijn heel goed in staat om aan hun benodigde hoeveelheid calorieën te komen. De hoeveelheid land die voor groente nodig is, is relatief klein, omdat je meer kilo’s per hectare en per jaar kunt oogsten en ze per kilo meer waard zijn. Met de extra opbrengst kun je zelfs extra bulkgewassen kopen, indien nodig. Ondervoeding kan alleen overwonnen worden met een goed gebalanceerd voedings­patroon, inclusief groente en fruit. We moeten de Groene Revolutie achter ons laten. Het is tijd voor een ‘groenterevolutie’. Dat is goed voor de gezondheid, goed voor het inkomen van de armen, en goed voor het milieu.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer