John Rabou geeft middeleeuwse ”Ferguut” een nieuw jasje
„Zie je? Dit moet heel mooi zijn geweest. Het goud glinstert zelfs nog!” John Rabou wijst naar zijn beeldscherm, waarop hij de versierde beginletter van de uit 1250 stammende ”Ferguut” laat zien. Voor een nieuwe uitgave maakte de Brabander zelf prachtige illustraties.
Het oude pand waar hij woont –op een steenworp afstand van station ’s-Hertogenbosch– past wel bij John Rabou (1955). Met het heden heeft hij niet zo veel, met moderne literatuur evenmin. Maar leg hem verhalen uit de middeleeuwen voor en hij veert op.
De Bosschenaar werkt en woont op deze plek, samen met zijn vrouw José en zoon Maxim. Dochter Yannic studeert en woont in Amsterdam. José is oefentherapeut mensendieck en houdt praktijk op de eerste verdieping. De deur ernaast geeft toegang tot Rabous domein. Even na kwart over twaalf klopt zijn vrouw aan. Of hij al zover is. Want Rabou en zijn vrouw lunchen elke dag samen, aan de keukentafel.
Verkoopargument
De kamer van Rabou („het is ”ra-boe”, naar een gehucht in Frankrijk”) verraadt zijn interesses. Boekenplanken vol met jaargangen van National Geographic, de complete Lekturama Wereldatlas, de Grote Spectrum Encyclopedie en veel boeken over kunst en de middeleeuwen. Op het bureau liggen zo’n twintig penselen op keukenpapiertjes te drogen. Aan de muur prijkt een smal, hoog vitrinekastje met schelpen, dierschedels en helemaal bovenin een menselijke schedel. Rabou heeft geen idee van wie hij is. Maar het is wel een echte, zeker weten.
Zijn ”Ferguut. De ridder met het witte schild” (tekst van Ingrid Biesheuvel) heeft een ereplaatsje, leunend tegen de andere boeken. Het boek, onlangs uitgegeven door De Vier Windstreken, is chic uitgevoerd met blauw stofomslag en leeslint. Het is een knap stukje werk – en extra bijzonder omdat deze middeleeuwse ridderroman nooit afbeeldingen had. „Dat realiseerde ik me pas toen ik in de universiteitsbibliotheek van Leiden de echte, dertiende-eeuwse ”Ferguut” mocht bekijken”, zegt Rabou. „Ik had ineens een verkoopargument: ”Ferguut”, voor de eerste keer volledig geïllustreerd!”
Rabous voorliefde voor middeleeuwse verhalen en middeleeuwse miniaturen ontstond al aan het einde van zijn middelbareschooltijd en tijdens zijn studie aan de Kunstacademie in de jaren zeventig. Bij de Engelse illustrator Aubrey Beardsley („niet zo heel bekend”) zag hij illustraties van middeleeuwse verhalen. Daardoor kwam hij in aanraking met ”Le Morte D’Arthur”, een serie verhalen rond koning Arthur. „Zo begon het. Ik ben ook ”Ferguut” gaan lezen, dat verhaal kende ik nog van de middelbare school. Ik had de editie van Rombauts, in het Middelnederlands dus. In de vrije uurtjes begon ik met tekenen.”
Drôleries
Tot in 2012 werkte hij gestaag door. Toen liep hij vast. Niet met de tekeningen, daarvan had hij inmiddels 85 procent klaar. Het was de tekst. „Ik kan niet schrijven”, aldus Rabou, die overigens een interessant en vermakelijk weblog over het hele ontstaansproces bijhield (ferguut.blogspot.nl). Hij wappert met de vuistdikke ”Ferguut” in de editie-Rombauts, door de oude taal niet al te gemakkelijke kost. „Ik had deze tekst, hè, 5600 verzen. Zie die maar eens in te dikken. Maar ik dacht ook: ik moet nu doorpakken, ik ben zo ver. Ik denk dat ik toen al 85 procent van de platen klaar had.” Juist in die periode kwam hij in contact met Ingrid Biesheuvel, onderzoeksmedewerker van Frits van Oostrom. „Twee maanden later had ze de tekst klaar. Dat was mij nooit gelukt.”
Ook belde in die tijd zijn uitgever van De Vier Windstreken of Rabou een sinterklaasboek dat hij ooit tekende wilde aanpassen. Rabou had er weinig zin in („Die sinterklaas leek net een verklede kabouter”) maar zag zijn kans schoon. „Ik zei: Oké, ik doe het. Maar dan wil ik dat jij ”Ferguut” uitgeeft.” Hij verzamelde geld via crowdfunding, zodat hij zich kon vrijmaken om de resterende platen te tekenen.
De vele details en de minieme patronen in de sierranden en de rest van de tekeningen laten zien dat er veel uren in het boek zitten. Ter verluchtiging tekende Rabou zogenaamde drôleries, grappige afbeeldingen van vaak vreemde gedrochten. Ook sommige andere platen tonen zijn gevoel voor humor. De man naast een trompetblazer houdt zijn ene oor dicht, even verderop zitten jonkvrouwen achter hun hand te roddelen. En dat dienstmeid Lunette hetzelfde kapsel en dezelfde bril draagt als Ingrid Biesheuvel, is geen toeval.
Kreuzritterbibel
Rabou houdt van de tekenstijl van de middeleeuwen. „Miniaturen uit die tijd zijn heel gedetailleerd, met veel gevoel voor vorm. En tegelijk zijn ze zo plat als een dubbeltje. Zit er toch wat perspectief in, dan klopt het vaak niet helemaal. Als ik zo tekende, voelde het gek.”
Met name ”Die Kreuzritterbibel” uit 1250 diende als inspiratiebron voor de prenten in ”Ferguut”. Rabou haalt een map uit de kast, met losbladige facsimile’s uit deze Bijbel. Op een van de platen ligt een rund in stukken op een offertafel. De hompen zijn niet bloederig, integendeel. Ze zien er keurig recht afgesneden uit. Diezelfde middeleeuwse naïviteit is terug te zien op een van de platen in ”Ferguut”. Een afgehakte hand drijft in het water. Het snijvlak doet onwillekeurig denken aan een plak worst.
Ook van de platen uit ”Le livre de chasse” van Gaston Phoebus maakte Rabou veel gebruik. De afbeeldingen in dat werk uit de latere middeleeuwen (1450) zijn al veel realistischer. Mensen en dieren laten meer beweging zien en de lijnen zijn vloeiender. Bepaalde scènes en ook veel patronen kopieerde („citeerde”) Rabou min of meer letterlijk van zijn voorbeeldboeken.
„Mijn vrijheid zat vooral in het kiezen en het combineren van platen en patronen uit de diverse handschriften. Zo’n rode tegeltjeswand als achtergrond bij het jachttafereel aan het begin van het boek, dat is toch geweldig? En hier, die patroontjes in het gras. Daar zat ik erg op te kicken. Ja, dan voel je je net een monnik.”
Boekgegevens
Ferguut. De ridder met het witte schild, John Rabou (ill.) en Ingrid Biesheuvel (tekst); uitg. De Vier Windstreken, Rijswijk 2014; ISBN 978 90 511 6334 6; 80 blz.; € 24,95.
Van Schotland via Frankrijk naar Nederland
”Ferguut” is een Arthurverhaal over boerenzoon Ferguut, die graag ridder van koning Arthur wil worden. Om zijn geschiktheid te bewijzen moet hij veel tegenstanders verslaan: de Zwarte Ridder, een draak, reuzen en een jaloerse koning. Maar ook tegenover Arthurs hofmaarschalk Keye, die de spot met hem drijft, moet hij zich bewijzen. Ferguut laat tijdens een wondelijke avonturentocht zien wat hij in huis heeft en trouwt uiteindelijk met jonkvrouw Galiëne, die op slag verliefd op hem is geworden.
Het verhaal stamt waarschijnlijk uit Schotland en is voor het eerst rond 1200 in het Oudfrans op schrift gesteld. In de dertiende eeuw heeft een onbekende Nederlandse dichter hiervan een Middelnederlandse versie gemaakt. Die tekst wordt bewaard in de universiteitsbibliotheek van Leiden. Het is een mooi verzorgde uitgave, in een gelijkmatig handschrift en met diverse versierde letters en kunstig lijnwerk – maar zonder platen. Alleen de begininitiaal, een ”D”, heeft een afbeelding van een ridder.
In de navertelde ”Ferguut” van Ingrid Biesheuvel en John Rabou is deze beginletter ook opgenomen. Rabou tekende hem na en deed wat aanpassingen. Het gezicht van de ridder heeft in zijn versie trekken gekregen van Ferguut zoals die er in zijn boek uitziet. Universiteitshoogleraar Frits van Oostrom schreef een ten geleide bij het boek, dat uiteraard met de letter ”d” moest beginnen