Een Tsjechische vluchteling in Amsterdam
De „menselijkheid van de mensheid” verbeteren – dat was het onvermoeibare streven van de vluchteling die in 1656 Amsterdam aandeed: Jan Amos Comenius. Over deze geleerde schreef dr. H. E. S. Woldring een boeiende biografie.
Zojuist is hij Polen ontvlucht. Terugkeer naar de door brand en geweld verwoeste stad Leszno is geen optie. In het Amsterdam van de zeventiende eeuw moet Comenius onder de indruk zijn geweest van de bedrijvigheid, de boekwinkels, de honderden schepen. Zijn vriend Laurens de Geer huurt voor hem een huis aan de Prinsengracht.
Tot zijn dood zal de immigrant in Amsterdam wonen. Hij schrijft er boeken, sticht er een school, beheert een eigen drukkerij en maakt de stad tot een ontmoetingsplaats voor Tsjechische vluchtelingen.
Woldring, emeritus hoogleraar politieke filosofie aan de VU, begint de biografie met deze Amsterdamse episode, en zet daarmee de relatie van Comenius tot Nederland gelijk goed op de kaart.
Pest
Jan Amos Comenius wordt in 1592 in Tsjechië geboren. Zijn leven valt in een van de zwartste perioden uit de Europese geschiedenis. In die tijd wordt Europa geteisterd door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) en door grote epidemieën. Van de 4 miljoen inwoners van Comenius’ geboorteland Tsjechië zijn er na dertig jaar minder dan 800.000 over, schrijft Woldering. Tachtig procent van de inwoners laat het leven of slaat op de vlucht.
Als kind ondervindt Comenius de verschrikkingen aan den lijve. In 1602, hij is dan tien jaar, sterft zijn vader aan de pest. Een jaar later overlijdt zijn moeder aan deze ziekte, gevolgd door twee jongere zusjes. Met twee oudere zussen blijft Comenius achter. Hij wordt opgenomen in het gezin van een tante die woont in een dorpje in Zuid-Moravië. Die periode duurt slechts twee jaar, want in 1605 wordt een groot deel van Moravië geplunderd en platgebrand door het leger van Hongaarse protestanten. Ook het huis van de tante gaat in vlammen op.
Comenius vlucht, alleen, naar zijn geboortedorp Nivnice. Bij de molenaar vindt hij onderdak. Hij moet er zwaar werk doen en wordt uitgebuit. Aan die situatie komt een eind als Comenius naar de Latijnse school van de Broedergemeenschap in Prerov gaat. Hij heeft slechts drie jaar nodig om het normaliter zesjarige programma te doorlopen. Hij leert er Latijn lezen, schrijven en spreken. De taal geeft hem toegang tot Cicero, Ovidius en Vergilius. Tegelijk verschaft die hem de basis om naar de universiteit te kunnen gaan.
In Prerov ervaart Comenius hoe met andersdenkenden wordt omgegaan. Enkele Poolse reizigers bezoeken de school en laten bij hun vertrek een exemplaar van de sociniaanse catechismus achter. Ze blijken volgelingen te zijn van de Poolse theoloog Faustus Socinus (1539-1604).
Comenius leest het boek, waarin de godheid van Jezus wordt ontkend en de leer van de Drie-eenheid bestreden. De catechismus boeit hem. Hij is onder de indruk van de logische gedachtegang en de argumentatie. Na innerlijke strijd komt hij tot een herbevestiging van zijn geloof, waarin wel plaats is voor het rationeel onverklaarbare. Intussen wordt hij geconfronteerd met de manier waarop de rector van de school ‘foute’ boeken behandelt. Op het schoolplein organiseert deze man een publieke verbranding van de catechismus. Voor de ogen van de leerlingen gooit hij het boek in het vuur, om zo de valse leer symbolisch uit te roeien. Tolerantie jegens andersdenkenden zal een belangrijk idee worden in het gedachtegoed van de latere Comenius.
Copernicus
Op de universiteiten van Herborn en Heidelberg ontwikkelt hij zich tot een universeel geleerde. Hij heeft niet alleen een brede wetenschappelijke belangstelling, maar ook een „bijna onverzadigbare wetenschappelijke nieuwsgierigheid”, schrijft Woldring, „een nieuwsgierigheid die soms gedurfd was.” Zo had een Heidelbergse hoogleraar een kopie in huis van het door de Rooms-Katholieke Kerk verboden boek van Copernicus, ”Over de omwentelingen der hemellichamen” uit 1543. Ketters of niet – Comenius heeft er veel voor over om dit manuscript in handen te krijgen. Na het overlijden van de hoogleraar koopt hij het van de weduwe. Dag en nacht leest hij erin, om tot de conclusie te komen dat Copernicus’ stelling –niet de aarde, maar de zon is centrum van het heelal– berust op een ketting van verstandelijke redeneringen, waarin voor goddelijke openbaring geen plaats is. Hij verwerpt de stelling als een uiting van menselijke hoogmoed en geringschatting van de Bijbel. Pas aan het eind van zijn leven zal Comenius de ‘ketter’ gelijk geven.
Arm en rijk
Als jonge predikant van de Broedergemeente in Fulnek moet Comenius steun bieden aan slachtoffers van uitbuiting, en degenen die zich daaraan schuldig maken tot de orde roepen. Dat doet hij in het in 1619 geschreven boek ”Brieven naar de hemel”. Het bevat brieven die armen en rijken naar Jezus Christus schrijven, en brieven die Jezus schrijft om hen te beantwoorden. Met het boek wil Comenius stelling nemen tegen sociale wantoestanden van zelfzuchtige grootgrondbezitters. Ook bekritiseert hij de opvatting van calvinisten dat rijkdom een zichtbaar teken van Gods genade zou zijn.
Uitvoerig gaat Woldring in op Comenius’ denken, op de denkers die hem inspireerden en op zijn pedagogiek. Comenius omschrijft pedagogiek als „de volledige kunst, alle mensen alles te leren”. Dat klinkt veelomvattend. Hij bedoelt daarmee echter niet dat alle wetenschappen moeten worden onderwezen, maar dat kinderen de zin en samenhang van kennis moeten leren.
Zowel pedagogisch als didactisch is het leerproces volgens hem gericht op het integreren en op het nut van kennis. Daarbij nemen de verschijnselen in de natuur, de ”realia”, een belangrijke plaats in. Kinderen moeten leren om te kijken naar bomen en dieren, leren luisteren naar het gefluit van vogels, ruiken aan planten en proeven van honing. Deze ervaringen zetten zich vast in hun geheugen.
Interessant is de beschouwing die Woldering wijdt aan het probleem van de rationaliteit. Tegenover de door Descartes verdedigde wiskundige rationaliteit plaatst Comenius een holistische rationaliteit, waarin de dingen in hun samenhang worden beschouwd. De Tsjechische denker hecht weliswaar grote waarde aan de rede die het bestaan verlicht. Maar hij beseft ook dat die rede te wankel is om als basis van het mens-zijn te kunnen dienen. Alleen rationaliteit die het leven zin geeft –waarnemend, denkend, gelovend en handelend– zal Europa kunnen dienen, was zijn overtuiging.
In deze uitstekende biografie hadden illustraties niet misstaan – in de stijl van Comenius, die het belang van ‘plaatjes’ steeds onderkende.
boekgegevens
Jan Amos Comenius. Zijn leven, missie en erfenis, H. E. S. Woldring; uitg. Damon, Budel, 2014; ISBN 978 94 6036 199 9; 215 blz.; € 34,90.