Politiek

Profetie als medicijn tegen geestelijke bloedarmoede

Het aardse leven van prof. dr. ir. E. Schuurman leek bijna ten einde. Drie jaar geleden kwam hij als een gebroken man uit het ziekenhuis. Het zette hem aan het denken over zaken die echt belangrijk zijn. „Mijn ziekbed leidde ertoe dat de radicaliteit in mijn leven is toegenomen.”

27 February 2015 21:05Gewijzigd op 15 November 2020 17:01
Prof. dr. ir. E. Schuurman. beeld RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. ir. E. Schuurman. beeld RD, Anton Dommerholt

In 2012 ging Schuurman voor een heupoperatie naar het ziekenhuis, maar hij kreeg kort daarna infecties in zijn hele lichaam en moest korte tijd kunstmatig beademd en gevoed worden. „Ik heb de periode in het ziekenhuis mijn woestijn­reis van veertig dagen genoemd. Dat was geen fijne ervaring, maar anderzijds waren er ook momenten waarop God heel dichtbij was. Ik weet nog van een nacht waarin ik het heel benauwd had. Toen heb ik meerdere malen gebeden: „O, Heere God, kom mij bevrijden.” Psalm 91 gaf mij toen veel troost. God zal Zijn engelen gebieden om Zijn kinderen te bewaren. En het bijzondere was dat ik in de tijd daarna veel kaarten kreeg waarop woorden uit Psalm 91 stonden. Tot uit Zuid-Afrika toe. Zelfs van een rooms-katholieke jongen die vertelde dat er in zijn parochie voor mij was gebeden.”

Het herstel begon toen de oud-hoogleraar een openhartoperatie had ondergaan. „Een jonge cardioloog had geconstateerd dat ik ook was getroffen door een hartinfarct. Door de late vaststelling van het infarct heeft mijn hart nu nog slechts 40 procent van de oorspronkelijke capaciteit. Dat betekent onder meer verplicht elke middag een uur rusten en ’s avonds op tijd naar bed.”

Net voor de operatie aan zijn hart beleefde Schuurman opnieuw een bijzondere nacht. „Op een gegeven moment zag ik in een gezicht rechts van mij een amandelboom staan. Dat was zoiets bijzonders. De amandel­boom is de eerste boom die bloeit in het nieuwe seizoen. Het is de levensboom. Dat was een bemoediging. Het gaf me rust. Verrukt sliep ik weer in. Na een uur werd ik wakker en die amandelboom stond er nog steeds, en aan het voeteneind stond een tweede! Ik dacht: Wat is dat? Eén ding wist ik zeker; ik was niet in de war.”

Wat was het dan wel?

„Een gezicht dat God me gaf. In mijn leven heb ik wel vaker van die bijzondere momenten beleefd. Ik heb ook in dromen afscheid genomen van mijn vader en moeder. Dat was heel bijzonder.

Indertijd kon ik goed overweg met SGP-senator Barendregt, die in 1998 overleed. Er was een bijzondere geestelijke band tussen ons beiden. Na zijn overlijden heb ik met hem gesproken in een droom.

Ik heb ook zoiets ervaren rondom het overlijden van Ad Vlot. Hij zou mijn opvolger worden als bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte in Delft. Vlot had mijn afscheid en mijn afscheidsboek geregeld. Vijf weken voor mijn afscheid kreeg hij te horen dat hij kanker had, en tien dagen voor mijn afscheid is hij begraven. Hij was 39.”

Er zijn niet zo veel mensen die dit soort dromen dromen.

„Ik hoor er ook niet veel van. Maar de Bijbel spreekt er wel over. Overigens heb ik er niet vaak over verteld. Wel heb ik het naar voren gebracht tijdens een dankdienst na mijn ziekte. Maar ik ben er voorzichtig mee, ik ben zo bang dat anderen die bijzondere dingen die God geeft als norm gaan hanteren. Zelf beschouw ik het als een tege­moet­­koming van God aan mij. Misschien wel vanwege mijn ongeloof.”

Wat heeft uw ziekte met u gedaan?

„Mijn ziekbed leidde ertoe dat de radicaliteit in mijn leven is toegenomen. Het moet elke dag gaan om Christus. We moeten uit Hem en tot Hem leven. Soms ben ik bang dat velen van onze generatie hun kinderen een leeg testament meegeven. Hebben we met hen voldoende over zonde en genade gesproken? De strijd tussen licht en duisternis gaat dwars door ons eigen hart. Dat moeten onze kinderen ook weten.”

Als voorbeeld van zijn toegenomen radicaliteit noemt Schuurman zijn veranderde visie op apologetiek: de verdediging van het christelijk geloof tegenover buitenstaanders. „Laat ik vooropstellen dat ik bewondering heb voor mensen als Stefan Paas en Rik Peels, die door middel van vooral logische argumenten proberen God te bewijzen. Maar daar redden we het niet mee. Het gaat om geloof, om vertrouwen. De Bijbel zelf is een bibliotheek van boeken ontstaan in een periode van enkele duizenden jaren. Er zijn 300 oudtestamentische profetieën in vervulling gegaan in Christus. Er zijn vier evangelisten die verteld hebben over Zijn leven. Dat is historie. Kijk ook naar de geschiedenis van de kerk. Als dat mensenwerk zou zijn geweest, was het allang verdwenen. Voor mijn ziekte zou ik misschien ook meer nadruk hebben gelegd op logische godsbewijzen, nu zie ik meer heil in getuigen, in profeteren, met ver­wijzingen naar de geschiedenis.”

Het gebrek aan profetie mist Schuurman ook nogal eens bij christelijke kranten en omroepen. „Waarom worden in christelijke media zo veel mensen naar voren gehaald die zomaar hun verhaal en hun zondige levenswijze kunnen uitdragen? Vormen we daarmee jongeren én ouderen? Ik denk het niet. Vroeger zag ik mensen als ds. Glas­houwer en dr. Aalders op televisie. Zij hadden wat te vertellen. Zij doorgrondden de tijd waarin we leven. Nu hoor ik bij christelijke media vaak al applaus als geïnterviewden zeggen dat ze in iets geloven. Mensen die een cultuurchristendom aanhangen, worden gemakkelijk als bondgenoten van Bijbelg­etrouwe christenen gezien. Wat een bloedarmoede. Er zijn wereldwijd toch nog wel christenen te vinden die wél iets te zeggen hebben?”

Het is met enige schroom dat Schuurman concreet de Evangelische Omroep noemt. „Met het vertrek van ds. J. H. Velema zag je duidelijk een verschuiving van het profetische naar het priesterlijke. Toen is afstand genomen van de antithese. Het profetische, het getuigende, is naar de achtergrond verschoven en er is meer aandacht gekomen voor het priesterlijke, het dienende. Ook in sommige kerken zie je die verschuiving.”

Maar wilt u het priesterlijke opgeven ten gunste van het profetische?

„Nee, nee, zeker niet. Het priesterlijke is misschien tijdens de uitbouw van de verzorgings­staat op de achtergrond gekomen, en verdiende ook meer aandacht, maar nu heeft het priesterlijke het profetische verdrongen. Realiseren we ons wel voldoende dat er een geestelijke strijd gaande is tussen Christus en de satan? Het gaat om Licht en duisternis, om leven én dood, om hemel én hel. Ik las vorig jaar dat een groot deel van de predikanten in de Protestantse Kerk in Nederland niet meer gelooft in de hel. Ik schrok ervan.

Wordt er voldoende scherp gepreekt in de gereformeerde gezindte? Efeze 4 leert ons dat we onze oude mens moeten afleggen. Ons denken en onze geest hebben vernieuwing nodig. Elke dag. We moeten, zo leert Paulus ons, de nieuwe mens aandoen. Ouderen dienen op dit punt een voorbeeld voor jongeren te zijn. Hebben we nog bezielende en bevlogen gelovigen op wie de jonge generatie jaloers is? Wordt er in de huizen nog samen uit de Bijbel gelezen? Gaat de vader als priester voor in gebed? Wordt er samen gesproken over de dienst aan God, bijvoorbeeld na de kerkdiensten op zondag? De antithese ligt op de mestvaalt, en dat is niet goed.”

Hoe zat het met de antithese in de periode dat de ChristenUnie regeringsverantwoordelijkheid droeg?

„Ik vond dat de partij haar verantwoordelijkheid moest nemen, maar terugkijkend vind ik dat we niet goed voorbereid waren en het ook niet zo goed deden. Alhoewel, nog altijd beter dan CDA en PvdA. De 
CDA’er Jan Peter Balkenende ken ik goed. In de tijd dat hij directeur was van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA vertolkte hij een zuiver christelijk-sociaal geluid. Ik heb toen weleens gezegd: „Als jij dit ook in de Kamer zegt, dan zie ik het weer zitten met het CDA.” Maar wat gebeurde er toen hij in het parlement kwam? Hij veranderde; hij keek naar links en naar rechts en paste zijn verhaal daarop aan. Toen was zijn kracht weg. Dat was nog sterker het geval toen hij minister-president werd.”

Onze mensen hadden daar ook iets van toen ze in de regering zaten. Dat zit in de hele politieke constellatie. Het kan bijna niet anders. En toch zul je ook dan tegen elkaar moeten zeggen dat het eigen christelijke verhaal gehoord moet worden. Rouvoet had de mogelijkheid om voor het gezin op te komen. Maar ik had graag gezien dat ‘onze’ minister van Defensie een nota had gemaakt om de enorme illegale wapen­handel in de wereld in beeld te brengen en daar wat aan te doen. Als we weer zo’n kans krijgen, zou ik zeggen: Probeer dingen te doen die anderen niet doen.”

Hoe kijkt u terug op uw eigen rol in die tijd?

„Sommigen zeggen dat ik het ook anders deed dan ze van mij gewend waren. Ik weet het niet. Je had in die tijd wel andere verantwoordelijkheden. Ik zat als Eerste Kamerlid bij het bewindsliedenoverleg van de Christen­Unie. Je draagt zorg voor een coalitie­kabinet. Toch moedigde ik onze mensen aan vooral hun eigen verhaal te houden. Misschien moeten we als les meenemen dat we niet direct in een kabinet hoeven te zitten om wetten te steunen waar dat nodig is. Dus zoals het nu gebeurt.”

In uw laatste boek, “Tegendraads denken over techniek”, stelt u dat de techniek een cultuurmacht is. Wat bedoelt u daarmee?

„De heerszucht van de technologie heeft ons in zijn greep. Sommigen denken dat techniek neutraal is. Maar dat is niet het geval. De techniek is een macht geworden. De systemen worden complexer, ingewikkelder en niemand heeft meer het overzicht. Zie wat er gebeurde met de banken- en financiële crisis. De toenmalige directeur van De Nederlandsche Bank, Wellink, moest toegeven dat hij niet wist welke bankproducten er werden verkocht. Ongelooflijk en ontoelaatbaar. De kern­rampen van Tsjernobyl in 1986 en Fukushima in 2011 en de milieurampen van Bhopal in 1984 en de Golf van Mexico in 2010 tonen aan dat er krachten werkzaam zijn die we niet meer in de hand kunnen houden.”

Hoe moet een christen dan omgaan met techniek?

„Allereerst door te belijden dat de schepping van God is. Die houdt Hij door Christus in stand. De techniek moet ten dienste staan van het leven, tot eer van God. Ik zie schrikbarende ontwikkelingen. Zoals het gebruiken van menselijke genen in de hersenen van een in een muis. Het Rathenau Instituut publiceerde onlangs een rapport waarin mogelijkheden worden verkend om de menselijke geest aan een computer te koppelen. Dat kan beestachtig en onmenselijk worden, omdat de heelheid en integriteit van de mens erdoor kunnen worden aangetast. Zulke ontwikkelingen moeten kritische aandacht krijgen van christen­politici. Stel er vragen over in de Kamer!

Vanuit de Geest van Christus kun je zeggen: de schaduwen vallen over Europa. Zo beleef ik het. Het christendom heeft zo veel aan kracht verloren. De enorme opmars van de islam zie ik ook als een bedreiging voor onze cultuur. Net zoals de grote immigratiestroom.”

U klinkt heel pessimistisch.

„Toch is dat niet het geval. Het geloof houdt me op de been. Voor mijn werk als hoogleraar moest ik vroeger de boeken lezen van de filosoof Nietzsche. Nou, dan wordt er ook flink aan de boom geschud. Maar het vertrouwen in Christus tilde me boven alle vragen en filosofieën uit. Er is er Eén rechtvaardig, wijs en goed. Eén op Wie je aankunt, Jezus Christus. Hij heeft alle macht en alle machten overwonnen. Vanuit die geloofserkenning kan God altijd weer nieuwe mogelijkheden geven.”


Levensloop Egbert Schuurman

Egbert Schuurman (1937) groeide op in Nieuw-Buinen (Drenthe) en studeerde weg- en waterbouw en filosofie. In 1972 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit in de wijsbegeerte. In 1994 ontving hij een eredoctoraat van de universiteit van Potchef­stroom, in Zuid-Afrika. Van 1969 tot 2007 was hij op diverse universiteiten werkzaam als bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte. Schuurman, lid van de Nederlands gereformeerde kerk in zijn woonplaats Breukelen, zat van 1983 tot 2011 in de Eerste Kamer, eerst voor de RPF en later voor de ChristenUnie. Schuurman is gehuwd en vader van één zoon en twee dochters.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer