Westen steekt kop in het zand rond nucleaire dreiging Iran
Iran blijft de wereld misleiden over zijn kernprogramma, stelt Yochanan Visser. Het Westen kijkt onmachtig toe.
Het gerenommeerde Duitse tijdschrift Der Spiegel meldde op 9 januari dat in Syrië (waarschijnlijk met medewerking van een Noord-Koreaanse expert) een nieuwe nucleaire installatie was gebouwd. Het tijdschrift schreef over „een nieuwe Syrische poging om kernwapens te maken.” Maar uit geheime informatie bleek dat het complex bij het stadje al-Qusayr ligt, op 2 kilometer afstand van de grens met Libanon. En dat gebied wordt sinds 2013 feitelijk gecontroleerd door Hezbollah en de Iraanse Revolutionaire Garde. Leden van het Vrije Syrische Leger meldden op 12 januari dan ook dat Iraanse officieren toezicht houden op de geheime installatie. Het is nog onduidelijk om welk type installatie het gaat, maar feit is dus dat Iran Syrisch grondgebied gebruikt om zijn nucleaire programma uit te breiden. Dat is slim, want inspecties door het atoomagentschap IAEA zijn in Syrië onmogelijk door de onrust in het land.
Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken stelt echter dat de installatie in al-Qusayr niets te maken heeft met het Iraanse nucleaire programma. De Verenigde Staten zullen de kwestie daarom niet met Iran bespreken, zo zegt men. Mogelijk weet men achter de schermen wel beter, maar kennelijk vindt Obama het wijzer om daar geen openlijke consequenties aan te verbinden. Hij is al vaker ingegaan tegen zijn adviseurs en de waarschuwingen van de CIA.
Behalve de informatie over de installatie in al-Qusayr is er nog ander bewijs dat Iran agressieve ambities heeft. Dat werd geleverd door de Israëlische tv-zender Kanaal 2. Het toonde satellietbeelden van een 27 meter lange Iraanse intercontinentale raket, de IBM. Dit type raket wordt algemeen gebruikt om een kernkop te vervoeren. Kanaal 2 berichtte verder dat de westerse inlichtingendiensten al twee jaar op de hoogte waren van het bestaan van deze IBM, dus al voordat ze in november 2013 een overeenkomst sloten met Iran. Het is dus duidelijk dat Iran in alle gesprekken het Westen slechts aan het lijntje houdt en intussen vooruitgang blijft boeken in zijn atoomwapenprogramma.
Onderhandelingspositie
Hoe we dit zo zeker weten? Vrij eenvoudig: de positie van Iran is vrijwel ongewijzigd gebleven sinds Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië in 2003 de dialoog met Iran aangingen.
Iran houdt vast aan het recht om uranium te verrijken en nieuwe nucleaire installaties te bouwen, houdt zich niet aan afspraken en gaat dwars liggen als men zijn nucleaire programma wil controleren. Yukiya Amono, directeur van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA), verklaarde onlangs nog in Jakarta dat Iran inderdaad nog steeds weigert om het atoomagentschap alle informatie te geven die nodig is om te bepalen of de nucleaire activiteiten vreedzaam zijn.
Tegelijkertijd is de onderhandelingspositie van het Westen volledig ingestort. Dat komt doordat Iran geen reden meer ziet om de oorspronkelijke westerse dreiging dat „alle opties (inclusief de militaire) open zijn” serieus te nemen, nu zelfs nieuwe sancties onbespreekbaar zijn voor de Amerikaanse regering. Het Westen kan of wil geen vuist meer maken. De eis dat Iran zijn centrifuges moest ontmantelen en de voorraad verrijkt uranium naar een derde land moest verschepen, werd geschrapt. De eis dat de plutoniumreactor in Arak moest worden ontmanteld ging van tafel. En ook de oorspronkelijke eis om „alle proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten” (alle activiteiten die verband houden met het winnen en opwekken van nucleaire energie) te stoppen, verdween van het toneel. Zo krijgt Iran vroeg of laat zijn zin.
Prestige
Het probleem is dat het voor de Europese onderhandelaar Catherine Ashton en president Obama allebei een prestigekwestie is geworden. Ze hebben alle kaarten op een akkoord met Iran gezet en verwachten daar alles van. President Obama blijft blind vasthouden aan een strategie uit 2006 die erop gericht is Iran terug te brengen in de wereldgemeenschap, omdat hij denkt dat daarmee alle problemen zijn opgelost. Aanwijzingen die op het tegendeel wijzen negeert hij.
Voor Israël, maar ook voor een aantal Amerikaanse senatoren is duidelijk dat de president het contact met de werkelijkheid in het Midden-Oosten heeft verloren. Daarom kaart de Israëlische premier Netanyahu bij iedere ontmoeting met een buitenlandse leider de Iraanse kwestie aan en zal hij binnenkort ook het Amerikaanse congres en het Huis van Afgevaardigden hierover toespreken. Hij lijkt echter steeds meer een roepende in de woestijn en wordt voortdurend aangevallen over zijn ”obsessie” met Iran.
Oud-premier Ehud Barak zei ooit dat Israël uiteindelijk alleen tegenover Iran zal komen te staan. Dat moment lijkt dichterbij dan ooit.
De auteur is directeur van nieuwsagentschap Missing Peace Israel en de Midden-Oostencorrespondent voor het Amerikaanse platform Western Journalism.