Cultuur & boeken

Dr. C. S. L. Janse is somberder geworden over refozuil

Refo’s zijn hun vermogen om zich tegenover andersdenkenden staande te houden, gaan overschatten, vindt dr. C. S. L. Janse. Mede daarom schreef hij een boek waarin hij een lans breekt voor het (voort)bestaan van de reformatorische zuil. „Denk niet te snel dat we hier als geschoolde, moderne mensen wel buiten kunnen.”

Henk van den Berge en Addy de Jong

5 February 2015 18:32Gewijzigd op 15 November 2020 16:27
Dr. C.S.L. Janse, beeld RD, Anton Dommerholt.
Dr. C.S.L. Janse, beeld RD, Anton Dommerholt.

Als iemand verstand heeft van de reformatorische zuil, is het C. S. L. Janse. Jarenlang bekleedde hij er een invloedrijke functie. Als hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad becommentarieerde hij tussen 1971 en 2003 niet alleen de eindeloze stroom gebeurtenissen in de buitenwereld, maar observeerde hij ook nauwkeurig de ontwikkelingen in eigen, bevindelijk gereformeerde kring. In zijn proefschrift ”Bewaar het Pand” (1985) beschreef hij de gezindte aan de hand van sociologische modellen.

Dertig jaar later sluit Janse (71) bij zijn favoriete thema aan met een nieuwe publicatie, getiteld: ”De refozuil onder vuur”.

Onder vuur; dat klinkt onheilspellend. Bent u bezorgd over de zuil?

„Bezorgdheid was een van mijn drijfveren bij het schrijven van dit boek. Daarnaast speelt een bepaalde wetenschappelijke belangstelling. Zelf ben ik opgegroeid in de jaren vijftig en zestig. Toen bestonden de grote zuilen, zoals de rooms-katholieke en de protestants-christelijke, nog. Maar ik heb die ook zien afbrokkelen, mede doordat ze van binnenuit steeds meer onder kritiek werden gesteld. Iets vergelijkbaars geldt voor de vrijgemaakt gereformeerde zuil.

Het trok de laatste jaren mijn aandacht dat ook in de reformatorische zuil, zo’n beetje vanaf de eeuwwisseling, steeds vaker het geluid klonk van: Moeten we er niet van af? Hinderen onze eigen organisaties ons niet, in plaats van dat ze ons en de samenleving vooruithelpen? Ik dacht: Hé, dat geluid ken ik van vroeger.

Vandaar de titel ”De refozuil onder vuur”. Ik doel daarmee op aanvallen van buitenaf, bijvoorbeeld door seculiere partijen die de vrijheid van onderwijs bedreigen, maar ook op discussies in eigen kring, geïnitieerd door mensen die de zuil onder kritiek stellen. Soms gebeurt dat tamelijk voorzichtig, zoals door Johan Schouls, docent aan de scholengemeenschap Pieter Zandt en ouderling in de gereformeerde gemeente van Kampen. En soms heel fel, haast op het onfatsoenlijke af, zoals door publicist Bart Jan Spruyt in zijn boek over ds. J. T. Doornenbal.”

Discussies helpen vaak om tot een gefundeerde mening te komen. Wat maakt u precies bezorgd?

„Dat is de meer optimistische mensvisie die onder ons veld wint. Ik herinner me nog goed dat er vroeger gewaarschuwd werd tegen het in discussie gaan met Jehova’s getuigen. Die waren zo zelfverzekerd en zo onderlegd, daar kon je beter niet aan beginnen. Nu hoor ik regelmatig dat we meer moeten openstaan voor het gesprek met de buitenwereld. Hoe komt het toch, vraag ik me af, dat refo’s dit de laatste tien, vijftien jaar zo anders zijn gaan zien?”

Eh…, ú weet vast het antwoord.

„Op de een of andere manier zijn we positiever over onszelf gaan denken en onze eigen standvastigheid enorm gaan overschatten. En we zijn de kloof met de wereld om ons heen en met andere theologische richtingen –een kloof die volgens míj beslist niet kleiner is dan vroeger– als minder diep gaan beschouwen. Wie vanuit díé denkwereld redeneert, heeft minder behoefte aan eigen instituties, waaronder reformatorische scholen. Maar mijns inziens blijft met name het eigen onderwijs, onder de zegen des Heeren, van onschatbare waarde om onze jeugd te winnen en vast te houden voor, laten we zeggen, de oude waarheid.”

Critici van de zuil stellen: door ons in eigen kring op te sluiten, verliezen we het zicht op de samenleving.

„Ik zie dat zo niet. Een verzuilde partij als de SGP heeft de bevindelijk gereformeerden juist méér zicht op de samenleving gegeven. Door het bestaan en functioneren van die partij werden deze ”kleine luyden” gedwongen zich over allerlei maatschappelijke vraagstukken een mening te vormen, vraagstukken waar zij vroeger aan voorbijgingen.”

Anderen zeggen: we leven nu in een netwerksamenleving, daar past een zuil niet bij.

„Vluchtige netwerkstructuren vullen de oude instituten van een zuil wel aan, maar kunnen die nooit volledig vervangen. Het christelijk onderwijs of een reformatorische krant vragen om duurzame financiering en vaste structuren. Je kunt geen Reformatorisch Dagblad uitgeven op basis van: wie tijd en zin heeft, die schrijft zo af en toe maar een stukje.”

U bent er beducht voor dat de reformatorisch zuil geleidelijk aan vervreemd raakt van zijn uitgangspunten en principes. Is de gedachte dat vrouwen niet in de politiek thuishoren zo’n principe?

„Ik lees in de Bijbel dat dé man het hoofd van dé vrouw is. Als je dit alleen op het huwelijk en de kerk toepast, worden deze twee levensterreinen al snel een merkwaardige en onbegrijpelijke uitzondering. Volgens mij moet deze rolverdeling dus ook voor de politiek gevolgen hebben.

Voor een partij als de SGP ís dit ook nog steeds het uitgangspunt. Dat je onder druk van samenleving en overheid soms met wat list, handigheid en tact te werk moet gaan, is een andere zaak.”

U duidt de ontwikkelingen in de gereformeerde gezindte vrij negatief. Sommige opinieleiders zeggen dat we juist moeten veranderen om dezelfde te blijven.

„Jawel, soms moet je veranderen. Mij hoor je niet zeggen dat wij moeten gaan leven als de amish in Amerika. In mijn boek beschrijf ik de verzuiling als een model van concentrische cirkels. In de binnenste cirkel staat je geloofsovertuiging, daaromheen komen catechese en jeugdwerk en daaromheen het onderwijs. In de buitenste cirkels zitten bijvoorbeeld media en werknemersorganisaties. Op terreinen die verder van de kern afliggen, kun je je als gezindte makkelijker aanpassen en zijn eigen organisaties lang niet altijd nodig.”

U stelt in uw boek dat de christelijke hogeschool de Driestar is weggegroeid van haar „oorspronkelijke, bevindelijk gereformeerde identiteit.” Dat is een pittige stelling die u niet onderbouwt.

„Nou, toch wel hoor. Zie de voetnoten. Ik ben op dit punt erg geholpen doordat er recent twee herdenkingsboeken zijn verschenen, waaruit helaas te concluderen valt dat de Driestar theologisch gezien tegenwoordig op een andere lijn zit dan zijn oprichter Kuijt. De nadruk op de noodzaak van bekering en op een niet-wereldse levenswandel is grotendeels verdwenen. Men geeft ook zelf toe dat men veel minder antithetisch in de wereld staat dan in de tijd van Hage en Kruidenier.

Uit de geschiedenis van de Vrije Universiteit kennen we het verschijnsel van de omgekeerde zuilwerking: docenten en leidinggevenden gaan zich zo kritisch opstellen, dat ze datgene onderuit halen ter verdediging waarvan de instelling destijds is opgericht. Dat gevaar is bij de Driestar zeker aanwezig.

Wanneer je oppervlakkig naar onze zuil kijkt, denk je wellicht: nou, getalsmatig blijven we toch aardig op peil. Maar als velen in onze gezindte geheel anders zijn gaan denken dan ons voorgeslacht, moeten we ons afvragen wat de winst is. Dan heeft de zuilvorming haar doel toch gemist.”

U hebt er een fijne neus voor als mensen of groepen mensen van opvatting of van identiteit veranderen. Bent u zelf in de achterliggende dertig weleens ergens anders over gaan denken?

„Niet zo vaak, maar enkele onderwerpen kan ik wel noemen. Zo ben ik iets kritischer geworden ten opzichte van Israël. Nog steeds ben ik van mening dat een oplossing voor het Midden-Oostenconflict moet beginnen bij een fundamentele erkenning van de staat Israël door de Palestijnen. Maar vervolgens moet er ook voor die Palestijnen wél een oplossing gevonden worden! Wat mij betreft mag de bijna onbegrensde Israëlliefde in onze achterban, waar theologisch ook best iets op aan te merken valt, een tandje minder.

Een ander punt: toen ik mijn proefschrift schreef, was mijn verwachting nog aardig positief dat we als gezindte, mede door onze zuil, onze identiteit zouden kunnen behouden. Nu zeg ik: nee, dat valt toch erg tegen. Hierover ben ik zonder meer somberder geworden. We moeten ook niet denken dat wij die gezindte overeind kunnen houden. Ook daarin zijn we ten volle afhankelijk van Gods Geest.”

”De refozuil onder vuur”, dr. C. S. L. Janse; uitg. Labarum Academic, Apeldoorn, 2015; ISBN 9789462782020; 264 blz.; € 16,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer