Expositie: Joden succesvol in Suriname en op Curaçao
De Joodse gemeenschap heeft een belangrijk aandeel gehad in de groei en bloei van de Nederlandse koloniale gebieden in Suriname en op de Antillen. De grote vrijheid die de Joden er kregen om hun geloof te belijden heeft daar zeker bij geholpen, zo vertelt de expositie ”Joden in de Cariben” die donderdagavond openging.
Ver weg en toch thuis. Die ervaring had conservator Julie-Marthe Cohen bij haar bezoek aan de fraaie Joodse synagoge in Willemstad op Curaçao. Zij was er ter voorbereiding op de nieuwe expositie in het Joods Historisch Museum (JHM) in Amsterdam. „Ik stond in de synagoge, de Snoa. De ramen waren open. De warme tropenwind waaide door de ruimte. Buiten klonk Antilliaanse muziek. Maar binnen leek alles zo veel op de Portugese synagoge in Amsterdam. Een heel bijzondere ervaring.”
Er zijn al eeuwenlang nauwe banden tussen de Joden in de „Westindies” en die in Amsterdam, vertelt Cohen. En al richt de Joodse gemeenschap op Curaçao zich tegenwoordig meer op de Verenigde Staten, nog altijd zijn er contacten en veel van de historische religieuze voorwerpen van de Caraïbische synagoge zijn afkomstig uit Amsterdam.
Handelsnetwerk
De geschiedenis van de Joden in de West begint halverwege de 16e eeuw. „In Portugal. De Joden kunnen daar dan niet langer vrij hun religie beleven. Onder druk van de inquisitie worden zij christen: ”nieuw-christenen”. Maar ze trekken weg, naar het noorden. Eind 16e eeuw druppelen ze binnen in Amsterdam en worden er weer openlijk Joods. Het klimaat is hier dan heel tolerant. Hier krijgen ze de ruimte Jood te zijn.”
Veel van deze Portugese Joden hebben belangrijke handelsnetwerken. „In het kielzog van de West-Indische Compagnie trekken ze naar de andere kant van de Atlantische Oceaan, omdat ze daar kansen zien. Deze Joden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de economische en culturele bloei in de Gouden Eeuw”, vertelt Cohen tijdens een ronde over de tentoonstelling.
Stuyvesant
Eerst is Brazilië het doel. De Joden krijgen er veel privileges van prins Maurits van Nassau, die er gouverneur is. „In de Nederlandse nederzettingen Mauritsstad en Recife hebben ze zelfs meer vrijheden om Jood te zijn dan in Amsterdam.”
Als de kolonie in Brazilië in 1654 in Portugese handen valt, gaan ze terug naar de Republiek. Maar een deel gaat een nieuw avontuur aan in Nieuw-Amsterdam – het huidige New York. „Dat wordt geen succes. De bekende gouverneur Peter Stuyvesant maakt het ze moeilijk. Hij is protestants en heeft niet zo veel op met iedereen die dat niet is, zeker niet met de Joden.” Cohen sluit niet uit dat hierbij op de achtergrond ook de handelsbelangen een rol speelden.
In de vitrine ligt het origineel van een petitie waarin de Portugese Joden de regenten in Amsterdam en de West-Indische Compagnie oproepen Stuyvesant tot de orde te roepen. „Dat had effect, maar beperkt”, zegt Cohen. Zij is trots het document –afkomstig uit Philadelphia (VS)– tot 14 juni in het Joods Historisch Museum te kunnen tonen.
Erg lekker loopt het niet voor de Joden in Nieuw-Amsterdam. In 1660 vertrekken de meesten van hen. Ze vestigen zich dan in twee andere Nederlandse kolonies: Suriname en Curaçao.
Als de Engelsen Nieuw-Amsterdam in 1664 overnemen wonen daar nog maar twee Joden. Zij vormen de schakel naar de bekende Joodse gemeenschap Shearith Israel, die vanaf 1670 ontstaat als Sefardische Joden uit Barbados en Londen zich er vestigen.
Spannend
In Suriname en op Curaçao is het Jodendom geen voorbijganger. „Daar gaat de Joodse geschiedenis door tot het heden. Het gaat om een spannende geschiedenis, zeker als je de twee kolonies naast elkaar legt”, zegt de enthousiaste Cohen. De economieën in Suriname en op Curaçao zijn eeuwenlang heel verschillend. „Op Curaçao is sprake van een handelseconomie met de haven als spil. Er zijn wel wat plantages, maar heel kleine. Suriname heeft juist wel een plantage-economie.”
De ontwikkeling van de Joodse gemeenschap verloopt daardoor ook heel verschillend, vertelt Cohen. „Op Curaçao is nog altijd een kleine Joodse gemeenschap. Die behoort duidelijk tot de bovenlaag van de samenleving. Rijke ondernemers. Denk aan de familie Maduro, grondleggers van het miniatuurpark Madurodam in Den Haag.”
De Joodse gemeenschap in Suriname is min of meer verdwenen. „In de loop van de tijd is er sprake van een grote vermening van blank en zwart. Dat ging ook Joden niet voorbij. Er ontstonden bijvoorbeeld relaties van Joodse mannen met creoolse vrouwen uit de slavenfamilies. De vermenging had verregaande gevolgen voor de samenstelling en de leefregels van de Joodse gemeenschap. In Suriname is sprake van een sterke assimilatie van het Jodendom.” Zo komt het dat er in Suriname nog altijd veel namen zijn die een Joodse achtergrond verraden. Een achternaam als Davids is daar een voorbeeld van.
Navelstreng
Als onderdeel van de expositie heeft Stephanie Archangels onderzoek gedaan naar de Joodse invloeden op de Surinaamse cultuur. Archangels: „Het is moeilijk te achterhalen of bepaalde alledaagse gewoonten inderdaad door Joodse voorouders in de traditie zijn opgenomen, maar er is wel een aantal opmerkelijke overeenkomsten. Zo scheiden Surinamers de melkpan en de vleespan, dat sluit aan bij de Joodse rite. Surinamers begraven net als Joden de navelstreng.” In de expositie vertellen twaalf Surinamers in filmpjes over hun binding met het Jodendom.
Door de geschiedenis van de Joden in de Caraïben is de geschiedenis van de slavernij verweven. „Joden hebben nauwelijks aandeel gehad in de slaventransporten vanuit Afrika naar de West. Daar gaan weleens andere verhalen over rond. De Joodse plantage-eigenaren maakten net als collega’s wel gebruik van slaven. Via de West-Indische Compagnie konden ze de slaven bestellen”, zegt Cohen, wijzend op een boek met een document waarin zo’n bestelling wordt gedaan.
Vlammen
In de 19e en 20e eeuw verandert er veel met de Joodse gemeenschap op Curaçao. Vooral als de handel terugloopt en andere economieën in de West opbloeien, leidt dat tot een terugloop. In de jaren dertig vestigen zich ook Asjkenazische Joden op het eiland. „Die groep weet zich in hoog tempo op te werken. De Joodse gemeenschap heeft veel gedaan voor het eiland.”
In 1969 gaat er een wissel om op Curaçao, zegt Cohen. „Arbeiders verzetten zich tegen het grote verschil dat er is tussen arm en rijk. Een groot deel van de stad ging in vlammen op, ook veel winkels van Joodse ondernemers. Dat was een keerpunt. Voor sommige Joden was het een aha-erlebnis. Veel mensen, en onder hen ook veel Joden, vertrokken naar elders.”
N.a.v. de expositie ”Joden in de Cariben”, die tot en met 14 juni te zien is in het Joods Historisch Museum in Amsterdam (jhm.nl), en het boek ”Joden in de Cariben”, Julie Marthe Cohen (red.); uitg. Walburg Pers, Zutphen, 2015; ISBN 9789057303869; 238 blz.; € 34,50.
Messiasverwachting stimuleerde emigratie Joden
Halverwege de zeventiende eeuw leefde bij zowel christenen als Joden in toenemende mate de verwachting dat de eindtijd spoedig zou aanbreken. „Er was een overvloed aan messianistische voorspellingen door heel Europa en het Middellandse Zeegebied”, stelt de Leidse historica Jessica Roitman in het informatieve boek ”Joden in de Cariben”, dat donderdag bij de opening van de expositie is gepresenteerd.
„Protestanten in Engeland en Nederland berekenden dat 1655-1656 een sleuteljaar zou zijn en zou beginnen met de bekering van de Joden.” Bij Joden leefden eveneens hooggespannen verwachtingen, omdat volgens de vooraanstaande rabbijn Menasseh ben Israel –hij had ook veel invloed onder protestanten– de Messias in 1655 zou komen. Tegelijk waren er berichten dat in Zuid-Amerika sporen van de tien verloren stammen van het volk Israël waren gevonden.
Het is daarom volgens Roitman „niet ondenkbaar dat Joden hun steentje dachten bij te dragen aan het begin van het tijdperk van de verlosser door zich over de hele wereld te verspreiden. De Israëlieten moesten zich eerst in alle uithoeken van de wereld gevestigd hebben, voordat hun Messias zou komen.”
Gereformeerde Kerk volgde vrijheid Joden met argusogen
De Joden in de Caraïben kregen in de 17e eeuw veel vrijheden, maar dat ging niet zonder slag of stoot. Vooral vanuit de kerk in Nederland werden daar voortdurend vragen bij gesteld, zo blijkt uit ”Joden in de Cariben”.
De tolerantie ten opzichte van Joden in Brazilië was de „hervormde predikanten” „een doorn in het oog” in 1638, schrijft de historicus Wim Klooster –hoogleraar in de VS– in het boek. De Hoge Raad bepaalde op aandringen van de kerk in Nederland zelfs dat Joden hun riten en feestdagen binnenshuis moesten vieren.
Werden slaven in Brazilië aanvankelijk soms besneden of ondergedompeld, al snel bemoeide de kerk in Nederland zich ook daarmee. Men zag dat niet als een gewenste ontwikkeling.
Rond de vestiging van Joden in Nieuw-Amsterdam –nu New York– leefden vergelijkbare spanningen. De classis Amsterdam maakte zich bijvoorbeeld zorgen dat de Joden er een synagoge zouden mogen bouwen. Dat zou er namelijk toe leiden dat ook aanhangers van andere religies, zoals doopsgezinden en lutheranen, het recht op een eigen kerk zouden krijgen. Dat moest voorkomen worden „opdat de wolven van de kwetsbare schaapjes van Christus geweerd worden.”