Uitzien naar gerechtigheid in wederkomst
Deze laatste zaterdag van het jaar is een dag die ons met allerlei gemengde gevoelens doet terugblikken op het afgelopen jaar. Tegelijk is het een herinnering aan de toekomstige laatste dag van deze geschiedenis en de dingen die daarmee gepaard gaan. In de theologie spreken we dan over de eschatologie, de leer van de laatste dingen. Honderd jaar geleden functioneerde deze leer van de laatste dingen als een aanhangsel bij de theologie, maar inmiddels staat de eschatologie volop in de belangstelling.
De laatste ernst
Zo is er een dubbele reden om ons vandaag af te vragen wat de laatste dingen te maken hebben met apologetiek. Het besef van de laatste dingen geeft ons de goede grondhouding in het beoefenen van de verdediging van het christelijk geloof. Het diepe besef van het wereldeinde vervult ons hart met een geweldige ernst. Eenmaal zullen we samen met de ongelovige in het gericht van God staan. Onze argumenten ter verdediging van het christelijk geloof zijn derhalve geen intellectueel spel waarin we eropuit zijn om het te winnen van de ander, maar staan in het kader van het appel. In dit indringende appel op de persoon van de ander mogen het verstand en de intuïtie helemaal meedoen, omdat dit ook een functie is die God ons in de schepping heeft meegegeven. Tegelijk is dit verbonden met de inhoud van onze apologetiek. Als we nadenken over de jongste dag gaat het niet in de eerste plaats om allerlei speculaties over hoe de dingen zullen gaan, maar om het besef van Gods gericht. Het is opvallend dat de Twaalf Artikelen het geloof in de wederkomst van Christus hierop toespitsen.
Hoop op recht
Gods gericht gaat ook over zaken. Wellicht hebben we onbewust weleens het idee dat de geschiedenis in een grote vuilnisbak verdwijnt en dat er geen haan meer kraait naar alle onrecht dat zich heeft voltrokken. Gods Woord leert ons het tegendeel, namelijk dat God recht zal doen op deze aarde. De omgekomen martelaren zien er hunkerend naar uit dat God het onrecht zal wreken en dat er aan hun (Gods) zaak recht gedaan zal worden (Openbaring 6:10). Voor Guido de Brès was de verwachting dat God alle dingen recht zal zetten een geweldige troost (art. 37 NGB). Hij eindigt zijn belijdenis met de woorden dat we die dag verwachten met een groot verlangen. Blijkbaar is dat de toonhoogte van de kerk van de Reformatie. Check dat eens bij jezelf…
Reformatorische christenen benadrukken in het algemeen het ”Sola fide”. Dat moeten we ook vooral bewaren, omdat we hierin tot uitdrukking brengen dat we thans door het geloof in het volkomen heil in Christus delen. Vergeving van zonden is geen zaak van de toekomst, maar vandaag mogen we leven uit dit vervulde heil.
Tegelijk hebben reformatorische christenen weleens de neiging de hoop (voor deze geschiedenis) over te laten aan de moderne theologie. Daarmee verzwakken we het gebinte van de gereformeerde theologie. We hebben alle reden om geloof en hoop beide voluit te laten functioneren.
God doet recht
De dimensie van de hoop brengt ons tot het duizelingwekkende besef dat deze geschiedenis niet in de doofpot verdwijnt. Dat geldt niet alleen van het onrecht in de kerkgeschiedenis, maar ook van het onrecht in de wereldgeschiedenis. Wat zal het zijn als alle onrecht in deze geschiedenis uit de doofpot wordt gehaald en publiek wordt?
We denken hierbij aan de grote gebeurtenissen. Een enkele week terug werden in Peshawar meer dan 100 kinderen in koelen bloede doodgeschoten. Er zijn nog nooit zo veel kinderen op de vlucht geweest als vandaag de dag in Syrië en Irak. We denken aan de walgelijke praktijken van wrede verkrachters in India en Nigeria.
We kunnen ook denken aan het subtiele onrecht. Bankiers die hun zakken vullen, CEO’s die hun eigen bonus veiligstellen, honderden werknemers ontslaan en zo die gezinnen in armoede dompelen. En wat te denken van vaders die hun gezin terroriseren of ambtsdragers die hun gemeenteleden onder druk zetten? Ik denk ook aan het onrecht aan de dieren en de uitbuiting van het geheel van Gods schepping.
Als er geen God zou zijn, kunnen we er zeker van zijn dat de meeste onrechtvaardigen hun straf ontgaan. Het geloof in Gods gerechtigheid betekent dat geen enkel onrecht onbenoemd zal blijven en alle onrechtvaardigen hun straf ontvangen. Alleen zo kan er een nieuwe aarde doorbreken waarop eindelijk gerechtigheid woont. In een samenleving waarin een nieuwe roep ontstaat om rechtvaardigheid en straf hoeven we ons voor het christelijk geloof niet te schamen.
Om deze boodschap van gerechtigheid geloofwaardig uit te dragen dienen we persoonlijk en als christenheid in de kleinste dingen recht te doen. Misschien moet er nog wat recht gezet worden in gezin en gemeente? Wat wij niet rechtzetten, zal de hoogste Rechter rechtzetten.
Dr. W. van Vlastuin, docent dogmatiek en apologetiek aan het Hersteld Hervormd Seminarie in Amsterdam. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl