Kerstverhalen: Plaatsmaken voor het Kerstkind
Kerstfeest vieren is plaatsmaken. Plaatsmaken voor een verstoten familielid, een oude vijand of een onbekend kind. En vooral: plaatsmaken voor het Kind in de kribbe. Dat is de rode draad die door de bundels met kerstverhalen van Hans Mouthaan en M. H. Karels-Meeuse loopt.
In ”Op weg” van M. H. Karels-Meeuse staan twintig kerstverhalen. Acht zijn er voor kinderen, twaalf voor oudere jeugd en volwassenen. Voor in de bundel staat een prachtig citaat van Luther waaraan de titel van het boek is ontleend. „Het leven is niet een vroom zijn, maar een vroom worden. Het is geen rust, maar een oefening. Het is nog niet het einde, maar het is de weg, het glimt en het blinkt nog niet alles, maar het wordt schoongemaakt.”
Dit citaat staat niet los van de inhoud van ”Op weg”. In veel verhalen bevinden de hoofdpersonen zich in moeilijke omstandigheden: een vader die afgekeurd is, een jongen die zijn lieve juf moet verliezen, een zoon die ernstig ziek is. Aan die omstandigheden verandert vaak weinig. Maar in vrijwel alle verhalen vinden de hoofdpersonen vrede met hun situatie of kunnen ze het leven van een andere kant bezien. Ze zijn op weg of, om met Luthers woorden te spreken: ze zijn bezig met schoonmaken of ze worden schoongemaakt.
Hoop
Gelukkig gebeurt het dat mensen dankzij Kerst weer terugkomen bij hun christelijke wortels of de Bijbel weer gaan lezen. Of dat bij het kerstfeest verstoorde verhoudingen weer goedgemaakt worden. In ”Op weg” is dit bij vrijwel elk verhaal het slot. Soms is dat mooi, omdat een verhaal van hoop aanspreekt. Soms is het ook wat gezocht. Er zou meer plaats mogen zijn voor de werkelijkheid, die ook moeilijk of zelfs wrang kan zijn en waarin mensen soms maar moeilijk tot acceptatie en verzoening kunnen komen.
Het veertiende verhaal van Karels-Meeuse springt eruit. Meer dan in andere verhalen werkt ze in dit verhaal de personages uit en laat ze de dialoog spreken. Dat maakt het tot een sterk verhaal. De moeder van een jongetje met kanker schrijft een paar bladzijden in haar dagboek. Ze doet verslag van een autorit waarin haar ernstig zieke zoontje vertelt wat hij het liefst zou willen. Het jongetje, Lukas, wil graag naar zee, maar dat kan niet. „„Weet je nog iets anders?” probeer ik. Ik hou met moeite mijn stem in bedwang. „O ja, tuurlijk. Stokken gooien met Tarzan in de griend. Zo hard schommelen dat je bijna over de kop gaat.”” Het gesprek tussen moeder en zoon verloopt heel natuurlijk, Karels-Meeuse beschrijft op een prachtige manier de emoties van die twee. De liefste wens van Lukas is dat het áltijd kerstfeest is. Deze ”dagboekbladzijden” nodigen lezers uit om mee te voelen. De andere verhalen zouden aan kracht winnen als de personages en dialogen wat minder beknopt waren omschreven.
Dialect
”Als kaarsjes in de nacht” van Hans Mouthaan is een bundel met kerstverhalen die in de Zuid-Hollandse waarden spelen. De schrijver blijft dicht bij huis en heeft zijn personages goed voor ogen. Dat maakt het tot een levendige bundel. Met gevoel voor humor worden de mensen omschreven: Aai en Ortje die uit zuinigheid de lamp niet opsteken en hun ogen verknoeien in het donker, Kees de voorzanger die niet meer in de kerk komt omdat er een orgel is geplaatst. Veel citaten zijn in het dialect, wat bijdraagt aan de sfeer.
Tegelijk is deze streekgebondenheid een wat zwak punt: bijna vijftien verhalen die allemaal in dezelfde omgeving spelen is wel wat veel van het goede voor lezers die de streek niet of niet zo goed kennen. De schrijver zou zichzelf wat meer kunnen uitdagen door een andere locatie te kiezen. Dit bezwaar wordt deels weer opgeheven doordat Mouthaan ook verhalen uit een ver verleden laat herleven. Zo speelt ”Kozakken op het kerstfeest” in het jaar 1812. Zo’n ander tijdperk prikkelt de fantasie van de lezer.
Ook bij Hans Mouthaan eindigen de meeste verhalen bij de kerstdienst in de kerk. Dat is een genoeglijk, dorps gebeuren waarbij niemand gemist mag worden. Daarom komen ook een dolerende boer en een mokkende voorzanger weer terug op hun oude plaatsen in de kerk. Net als bij Karels-Meeuse zijn de verhaallijnen soms wat gezocht. Maar misschien hoort dat bij kerstverhalen: het geloof dat wonderen de wereld nog niet uit zijn.
Gedichten
In de bundel van Mouthaan staan ook vijf gedichten die, al wordt het er niet duidelijk bij vermeld, van de hand van de schrijver zijn. Soms bevatten kerstgedichten allerlei ingewikkelde theologische bespiegelingen. Daar houdt Mouthaan duidelijk niet van. Hij heeft eenvoudigweg de lofzangen of gedeelten uit het kerstevangelie op rijm gezet. Het ritme en metrum kloppen niet altijd, met name in het gedicht ”De kinderen van Bethlehem”. Dat heeft wel een origineel perspectief, maar bij het voorlezen van het gedicht vallen de ritmefouten meteen op. Ook is het in wisselende werkwoordstijden geschreven.
Beide bundels bevatten mooie en minder mooie, sterke en zwakkere verhalen. ”Op weg” biedt de lezer (of verteller) meer keuze omdat de verhalen gevarieerder zijn dan in ”Kaarsjes in de nacht”. De bundel van Mouthaan is wat levendiger door de dialogen en de interessante personages. Maar zowel Karels als Mouthaan is erin geslaagd de boodschap van Kerst op een originele wijze te verwoorden. Ze bieden een prachtige aanvulling bij een kerstviering en zijn het waard om gelezen of naverteld te worden.
Boekgegevens
Op weg, M. H. Karels-Meeuse; uitg. Den Hertog, Houten, 2014; ISBN 978 90 331 2639 0; 144 blz.; € 13,90; Als kaarsjes in de nacht, Hans Mouthaan; uitg. De Banier, Apeldoorn, 2014; ISBN 978 94 627 8097 2; 224 blz.; € 12,95.