Muziek

Marjolein de Wit: Liefde voor de fluit is in mijn hart gelegd

In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag fluitiste Marjolein de Wit.

Evert van Dijkhuizen
24 December 2014 10:25Gewijzigd op 15 November 2020 15:26
Marjolein de Wit. Beeld Sjaak Verboom
Marjolein de Wit. Beeld Sjaak Verboom

Vanuit de keuken klinkt gerinkel met kopjes. In de woonkamer draait fluitiste Marjolein de Wit ongemakkelijk op haar stoel. Ze staat op. „Het leidt me af; even de deur dichtdoen.” Met een veronderschuldigend lachje: „Tja, ik ben musicus hè? Ik heb gevoelige oren. Dat is een zwakte én een kracht.”

Ze zou die gevoelige oren niet graag willen missen. Marjolein de Wit is muzikante in hart en nieren. Elke dag speelt ze minstens twee uur fluit. Maar bezeten van haar instrument? „Gelukkig niet. In de zomervakantie raak ik m’n fluit rustig twee, drie weken niet aan. Muziek maken moet geen verslaving worden.”

1. De fluit is het instrument waar ik mijn emoties het beste op kwijt kan.

„Sterker: de fluit was voor mij het eerste instrument dat emoties losmaakte. Ik was vijf toen ik met m’n ouders en m’n oudere zus meeging naar een schoolavond in Krimpen aan de Lek. Daar speelde de fluitist Raymond Delnoye. Ik zat met open mond naar hem te luisteren. Na die avond wilde ik alleen nog fluit spelen. Thuis werd er niet gemusiceerd, maar m’n vader ging grammofoonplaten kopen van de beroemde fluitist James Galway en ik mocht mee naar concerten in de Doelen in Rotterdam. Ik was geobsedeerd door het instrument. Toen ik tien was, ben ik op les gegaan bij Delnoye. Daarmee ging een droom in vervulling. Ik ben dertien jaar bij hem gebleven; eerst privé, later op het conservatorium in Tilburg. Ik houd van de warme, stralende klank van de fluit. De liefde voor het instrument is in mijn hart gelegd. Vergelijk het met de liefde tussen twee mensen. Waarom val je voor die ene man, die ene vrouw? Dat kun je niet uitleggen. Zo is het bij mij ook gegaan met de fluit. Het instrument heeft geen mondstuk, zoals de blokfluit, maar een kopstuk, met een gat. Daar moet je het als speler mee doen. Het instrument is een verlengstuk van jezelf. Wat je voelt in je hart, kun je rechtstreeks door de fluit blazen. Met je eigen adem wek je het instrument tot leven.”

2. Het is boeiend om getrouwd te zijn met een man die ook in de muziek zit.

Ze lacht uitbundig. Dan, serieus: „Met deze stelling zit ik in m’n maag. Ik kan het natuurlijk niet vergelijken, maar ik denk dat het boeiender is om met iemand getrouwd te zijn die niet hetzelfde vak uitoefent. Het gaat echter niet om wat je doet, maar om wie je voor elkaar bent. Ik houd niet zo van een orgel. Als collega’s dat horen, zeggen ze verbaasd: Maar Marjolein, je bent met een organist getrouwd! Nee, zeg ik dan, niet met een organist, met Martin. Ik ben niet op hem verliefd geworden omdat hij mooi orgel speelt. Mensen denken vaak dat wij de hele dag over muziek praten. Niet dus. Alleen na een concert weleens, als een van ons ergens enthousiast over is. Het is heerlijk om samen niet over je werk te praten. Iets is voor mij boeiend als het anders of nieuw is. Dat maak je minder mee als je allebei in dezelfde sector, in dit geval de muziek, werkt.”

3. Ik ben voor elk concert gespannen.

„In zekere zin wel. Spanning heb je nodig om geconcentreerd te blijven, te presteren. Ik wil alles heel goed doen, het beste uit mezelf halen. Het is lastig als spanning omslaat in zenuwen. Dat gebeurt me een enkele keer. Dan moet ik bewust laag ademhalen om de zenuwen weg te duwen. Mensen denken vaak dat bij mij alles vanzelf gaat. Dat is niet waar. Ik ken spanning, zenuwen, maar ik laat het niet blijken. Wat heb je daaraan? Ik speel om de mensen iets moois te laten horen, niet om mijn zenuwen te laten merken. Ik ben een perfectionist, absoluut. Ik ben bijna nooit tevreden over wat ik doe. Dat is een valkuil. Het kan je soms de vreugde van het spelen ontnemen.”

4. Lesgeven aan privéleerlingen en tijdens workshops is een heerlijke af­wisseling van het zelf muziek maken.

„Het is geen afwisseling, maar aanvulling. Ik denk dat ik het allebei kan: muziek maken en lesgeven. Er is een wisselwerking tussen die twee. Ik leer van mijn leerlingen hoe ze moeilijke, nieuwe dingen oppakken. Zij leren van mij door de concert­ervaring die ik meebreng. Workshops zijn ontzettend leuk, vanwege het samenspel. Veel leerlingen spelen alleen op hun kamertje en komen niet zo snel tot samen musiceren. Daarom ben ik begonnen met een cursus ensemble spelen. Daarnaast heb ik 25 tot 30 privéleerlingen. De hele biblebelt komt hier aan huis, van Middel­burg tot Barneveld. Ik volg zelf ook af en toe een workshop. Dan hoor ik nieuwe dingen. Dat is inspirerend.”

5. Het liefst speel ik klassieke muziek.

„In beginsel ligt daar mijn hart. Met klassieke muziek ben ik opgegroeid. Maar ik houd van afwisseling, van verbreding. Ik kan ook ontzettend genieten van Ierse volksmuziek. Daarnaast speel ik graag het geestelijke lied. Dat wordt zwaar onderschat. Het zou een beetje minderwaardig zijn om je daar als professional mee bezig te houden, maar ook geestelijke muziek vergt inspanning om mooi te spelen. Ik ga er met dezelfde energie tegenaan als bij klassieke muziek. Al speel ik een toonladder: dan zal ik dat nog zó proberen te doen dat het mensen kan ontroeren. Bij geestelijke muziek ervaar ik soms dat ik word gebruikt als een instrument om mensen te ontroeren. Anderen zeggen dat ik die gave heb. Die ontroering is van een andere orde dan de emotie die klassieke muziek kan oproepen, hoewel die soms ook diep gaat.”

6. De fluit is terecht een van de populairste instrumenten.

„De fluit is populair geworden dankzij muzikanten als James Galway, Berdien Stenberg en Thijs van Leer. Het instrument glinstert. Een beginnersfluit is goed te betalen en in eerste instantie vrij makkelijk te leren bespelen. De fluit kan oorstrelend mooi klinken, maar ook tenenkrommend lelijk, als er slecht op wordt gespeeld. Ik ben er niet bewust mee bezig om de fluit populair te maken, maar soms zeggen mensen dat ze fluit zijn gaan spelen omdat ze mij gehoord hebben. Net als dat anderen panfluit gaan spelen dankzij Noortje van Middelkoop. Ik gun het iedereen om naar fluitmuziek te luisteren, maar niet iedereen is geschikt om fluit te spelen. Waarom zou je dat trouwens willen? Kies het instrument dat bij je past, waar je je emoties op kwijt kunt. Het is wel mijn missie om iedereen die fluit speelt, beter te leren spelen.”

7. Het spelen op een ”tinwhistle” is een kunst apart.

„Ik zeg weleens op een concert: Dit is een fluitje van een cent. Letterlijk. Een eenvoudige tinwhistle koop je voor slechts 7, 8 euro. Maar om het instrument te bespelen: dát is geen fluitje van een cent. Er komt veel ademtechniek bij kijken. En zonder de originele Keltische versieringen klinkt een tinwhistle zielloos. Het instrument moet bij je passen. Ik vind het leuk om op een tinwhistle te spelen vanwege de volstrekt andere klank dan de fluit. Maar als je de kunst niet beheerst, kan het instrument schel en vals klinken. Ik heb inmiddels een stuk of vijftien tin­whistles en low whistles, waaronder enkele handgemaakte houten exemplaren uit Schotland.”

8. Om in vorm te blijven, studeer ik dagelijks.

„Klopt, zo’n twee uur, afhankelijk van de projecten die er lopen. Ik ben gezegend met een goede toonvorming. Daar hoef ik niet keihard voor te werken. Maar hoe meer ik studeer, hoe meer ik kan. Fluit spelen is topsport. Je gebruikt lipspieren, vingers, tong en ademhalingsspieren. Die moet je steeds weer trainen.”

9. Spelen met collega’s in een fluit­kwartet inspireert mij.

„Absoluut. Elke vorm van kamermuziek juich ik toe. Het is het leukste wat er is vanwege het intieme groepswerk. Je moet je vormen naar elkaar, openstaan voor andere ideeën, maar je mag ook anderen proberen te overtuigen van jouw ideeën. Het is een enorme wisselwerking, die uiteindelijk moet leiden tot eenheid. Je wilt niet onderdoen voor de ander, tegelijk trek je je aan elkaar op.”

10. Als ik niet de muziek was ingegaan, dan…

„Toen ik 10 was, wist ik al wat ik wilde worden: fluitiste. Als ik toch beroeps­keuzetesten moest doen, kwam daar meestal uit dat ik goud- of zilversmid moest worden. De enige associatie die ik met de fluit kan bedenken, is het materiaal. Wel heb ik altijd psychologie en filo­sofie interessant gevonden; lees diverse bladen op dit gebied. Ik probeer problemen altijd van meerdere kanten te bekijken en te zoeken naar de beste oplossing. Ik luister graag naar mensen; naar wat hen beweegt. Ik ben vooral een coacher. Soms loopt een leerling ergens mee en raken we erover aan de praat tijdens de les. Martin vraagt dan weleens: Ben je nu fluitdocent, psycholoog of dominee? Ik houd ervan mensen verder te helpen.”


Levensloop Marjolein de Wit

Marjolein de Wit (1971) krijgt op tienjarige leeftijd fluitles bij Raymond Delnoye. Al jong wordt ze aangenomen als eerste fluitist bij het Rotterdams Jeugd Kamerorkest. Met dit orkest geeft zij concerten in binnen- en buitenland. Ze wint in deze periode diverse prijzen op Nederlandse muziek­concoursen.

Van 1989 tot 1994 studeert ze fluit aan het Brabants Conservatorium in Tilburg, opnieuw bij Delnoye. Ze studeert cum laude af. Haar eindexamen wordt op de radio uitgezonden.

Samen met pianist Jelger Blanken vormt Marjolein de Wit een kamermuziekduo. Ook speelt ze in het fluitkwartet Dwars en in het Animato Ensemble. Daarnaast werkt ze mee aan koor­concerten, is ze geregeld te zien in het EO-tv-programma Nederland Zingt en maakt ze solo-cd’s.

Ze heeft een uitgebreide lespraktijk, verzorgt workshops en coacht blazersgroepen van amateurorkesten. Ze speelt fluit, altdwarsfluit, ”tinwhistle”, ”low whistle” en blokfluit.

Marjolein de Wit is getrouwd met musicus Martin Zonnenberg. Ze hebben twee kinderen van 19 en 15 jaar en wonen in Groot-Ammers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer