”Albrecht en wij”, een bijzonder rijke roman
Dat de Nederlander Lodewijk van Oord (Madrid, 1977) Zuid-Afrika van binnenuit kent, blijkt zonneklaar uit zijn debuutroman ”Albrecht en wij”. Hij laat sommige romanfiguren authentiek Afrikaans spreken en geeft ook de sfeer van het leven in de natuur van Zuid-Afrika goed weer.
In deze roman draait alles om het voortbestaan van de bedreigde neushoorn. In Afrika is de laatste neushoorn geslacht om zijn twee hoorns te bemachtigen. In dierentuinen bestaat de diersoort nog wel. Voor Edo Morell, de directeur van de Amsterdamse zoo, staat ook het voortbestaan van zijn dierentuin op het spel. Hij ontwerpt een nieuwe indeling van de dierenverblijven op basis van de oorspronkelijke leefgebieden. Afrika is het middelpunt van de veranderende opbouw van de dierentuin. Het accent komt te liggen op de grote dieren.
Met behulp van een gedurfde strategie weet Morell het lot van een van de grote dieren, de neushoorn Albrecht, te koppelen aan het lot van zijn dierentuin. Op het moment dat Albrecht vanuit de Berlijnse zoo, in verdoofde toestand hangend onder aan een helikopter, naar Amsterdam wordt getransporteerd, zijn er wereldwijd nog maar elf neushoorns over: drie bullen en acht wijfjes. Albrecht is een van de bullen. De twee wijfjes Ursula en Angela worden geacht met Albrecht te paren, zodat Amsterdam de primeur heeft bij de redding van de diersoort en daarmee scharen nieuwsgierigen kan verwelkomen.
Zowel bij de aankomst van Albrecht als tijdens de daaropvolgende avances tussen Ursula en Albrecht wordt het een reuzenspektakel in de dierentuin. Iedereen wil de neushoorns zien. De knap acterende Edo Morell krijgt royale steun van het bestuur van de dierentuin. Vooral de voorzitter, de op het werk van Albrecht Dürer gepromoveerde kunsthistoricus en oud-minister Frank Rida, is gecharmeerd van Morells geestdrift en vernieuwingselan. De dierentuin moet voort in de vaart der volkeren en de dieren zijn nuttige instrumenten binnen de door Morell uitgekiende strategie.
Sariah Malan, een Zuid-Afrikaanse specialiste op het gebied van de neushoorn, gooit echter roet in het eten. In hun relatie tot de dieren zijn Morell en Malan elkaars tegenpolen. Toch verbindt ze zich aan Morells wilde en manipulatieve plannen. Echt overtuigd is zij niet. Er blijft een element van afstand en wrevel in hun relatie. Het smeulende conflict komt tot uitbarsting wanneer tien van de elf neushoorns zijn doodgegaan en Albrecht de enige nog levende neushoorn op aarde is. De spectaculaire plannen die Edo Morell dan verzint, brengen Sariah eerst tot intens verdriet en vervolgens tot woede en verzet.
Het knappe aan deze roman is de ongedwongen afstemming van de verschillende menselijke benaderingen van het verschijnsel dier, in het bijzonder de neushoorn. Frank Rida heeft in zijn proefschrift aandacht besteed aan de afbeelding van de neushoorn die Dürer in 1515 maakte en die eeuwenlang de voorstelling van dit dier in Europa heeft bepaald.
Met de belangstelling voor de vereeuwiging van het dier in de tekeningen van Dürer is Edo Morells houding goed te vergelijken. Hij maakt het dier eveneens tot een ding in het kader van zijn strijd om het voortbestaan van de dierentuin. Morells ideeën over het verschijnsel dierentuin, gekoppeld aan Frank Rida’s onverschilligheid tegenover het voortleven van bedreigde diersoorten, contrasteren met de emoties van Sariah Malan.
Via Sariah Malan worden de modderigheid, de kilte en de doodsheid van de Amsterdamse dierentuin tastbaar. De nobele strijd die zij moet voeren is op de achtergrond ook een strijd van haar taal, die een mengeling van Afrikaans en Nederlands vormt, tegen dat overrompelend vlotte televisie-Nederlands van Edo Morell. Dit is een bijzonder rijke roman.
Boekgegevens
Albrecht en wij, Lodewijk van Oord; uitg. Cossee, Amsterdam, 2014; ISBN 978 90 5936 523 0; 247 blz.; € 18,90.