Opinie

Aan de slag met SCP-rapport homoseksualiteit

Homo’s worden in de gereformeerde gezindte steeds meer geaccepteerd als gewoon medemens, concludeert Herman van Wijngaarden. Maar ze moeten zich blijven verzetten tegen verkeerde vooronderstellingen.

Herman van Wijngaarden
18 December 2014 08:44Gewijzigd op 15 November 2020 15:16
„Homo-zijn ís niet walgelijk en dat signaal komt onvoldoende over als alle homo’s anoniem blijven. Eigenlijk zou ik willen zeggen: reformatorische homo’s, laat zien wie je bent en hoe je daarmee omgaat.” beeld Fotolia
„Homo-zijn ís niet walgelijk en dat signaal komt onvoldoende over als alle homo’s anoniem blijven. Eigenlijk zou ik willen zeggen: reformatorische homo’s, laat zien wie je bent en hoe je daarmee omgaat.” beeld Fotolia

Als het aan ds. Tom Mikkers, algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap, ligt, trekt de overheid de ANBI-status van kerkgenootschappen die homo’s discrimineren in. En de PvdA wil mensenrechtenambassadeurs op Bijbelgetrouwe christenen afsturen om hen te bewegen tot acceptatie van homoseksualiteit.

Aanleiding voor deze uitspraken is het recente rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waaruit blijkt dat de acceptatie van homoseksualiteit binnen conservatief religieuze kringen aanzienlijk lager is dan in de rest van de samenleving. De lezers van het Reformatorisch Dagblad kunnen zich aangesproken voelen…

Gewoon mens

Begrijpelijk als deze berichten ons irriteren en misschien ook wel zorgen baren. Toch zou het onverstandig zijn om de inhoud van het SCP-rapport helemaal links te laten liggen. Graag wil ik daarom een paar kanttekeningen maken.

In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat de resultaten voor ”onze kringen” –ondanks beweringen van het tegendeel– mij in zeker opzicht meevielen. Ik denk dan aan een van de dimensies waarop de mate van acceptatie door het rapport wordt gemeten, namelijk die van ”reacties op homoseksualiteit in de naaste omgeving”.

Op de stelling: „Ik zou het een probleem vinden als mijn kind op school les krijgt van een homoseksuele leraar of lerares”, scoort onze gezindte maar 24 procent. Dat is weliswaar beduidend hoger dan onder de niet-gelovigen, en wat mij betreft nog steeds té hoog, maar ik had eerlijk gezegd hoger verwacht.

Ik denk dat hier sprake is van een positieve ontwikkeling. Dat geldt ook voor de vraag: „Hoe vindt u het om homoseksuelen als buren te hebben?” Van de behoudende gereformeerden geeft 27 procent aan dit bezwaarlijk te vinden – opnieuw hoger dan de andere categorieën, maar opnieuw: het valt mij niet tegen. Ik zie hier toch signalen in van een toegenomen acceptatie van de homoseksuele medemens als gewoon mens.

Alles of niets

Een tweede kanttekening betreft de dimensie ”algemene aanvaarding”. Daarin staat bijvoorbeeld de vraag: „Vindt u homoseksualiteit verkeerd?”

Hier –en in andere vragen– dwingt het rapport tot een ongenuanceerd ja of nee. Het zou me niet verbazen als reformatorische respondenten hierin hebben gelezen: homoseksualiteit = homoseksuele relatie. Daar zijn zij niet voor en dus hebben ze gereageerd: „Ja, dat vind ik verkeerd.”

Dat er christenen zijn die de beleving van homoseksualiteit aanvaarden „tot aan de grens van de seksuele relatie”, valt hier buiten beeld. Uiteraard vindt de overheid dat geen echte acceptatie, maar voor ons komt het er wel op aan dat we ons hier niet laten vangen in een alles-of-nietsdiscussie. In ieder geval mogen we wat dit betreft de resultaten van het rapport een beetje relativeren.

Dat wil, ten derde, niet zeggen dat het rapport ons geen huiswerk geeft. Waar ik van schrok, waren de reacties op de stellingen: „Seks tussen twee homoseksuele mannen vind ik walgelijk” en „Seks tussen twee lesbische vrouwen vind ik walgelijk.”

Daar scoort ”overig gereformeerd” respectievelijk 62 en 49 procent – beduidend hoger dan de andere categorieën.

Waarom schrik ik daarvan? Omdat hier blijkt dat het afkeuren van homoseksuele relaties in de reformatorische gezindte voor een groot deel wordt bepaald door culturele (en niet: Bijbelse) overwegingen. Ik vrees dat hier gewoon fysieke afkeer van homoseksualiteit de boventoon voert, ten onrechte beargumenteerd vanuit de Bijbeltekst waarin de Heere homoseksualiteit „een gruwel” noemt. Ten onrechte, want de ”gruwel” van Leviticus 18:22 is wel wat anders dan de ”walging” waaraan wij denken. Ik kan me vergissen, maar dan zou de respondent op dezelfde manier moeten reageren op de stelling: „Belastingontduiking vind ik walgelijk.”

En ik durf de stelling aan dat men andere vormen van ”foute seks” (bijvoorbeeld ongetrouwd samenwonen of verkrachting van de eigen vrouw) mínder walgelijk vindt dan seks tussen twee homo’s. Begrijp me niet verkeerd, ook ik geloof dat de Bijbel geen ruimte laat voor de homoseksuele relatie. Maar dat geeft ons niet het recht om op een minachtende manier over homoseksualiteit te spreken.

Voorbeelden

Ik ben bang dat juist dít spreken de openheid over homoseksualiteit in reformatorische kringen belemmert. Waarom zijn er onder ons zo weinig celibatair levende homo’s die openlijk voor hun geaardheid durven uitkomen? Omdat ze zich schamen!

Op zich begrijpelijk, maar zo zou het niet moeten zijn. Homo-zijn ís niet walgelijk en dat signaal komt onvoldoende over als alle homo’s anoniem blijven. Eigenlijk zou ik willen zeggen: reformatorische homo’s, laat zien wie je bent en hoe je daarmee omgaat. Is het niet voor jezelf, dan wel voor de jongeren die ontdekken dat ze óók zo zijn. Zij hebben het zó nodig om voorbeelden te zien van homo’s die in gehoorzaamheid aan de Schrift hun geaardheid beleven. Díé acceptatie van homoseksualiteit is het huiswerk dat het SCP-rapport ons meegeeft.

De auteur schreef het boekje ”Oké, ik ben dus homo. Over homoseksualiteit en het volgen van Jezus” en werkt als stafmedewerker bij de HGJB.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer