„Kerkelijk archief biedt beperkt zicht op werkelijkheid”
UTRECHT. Een archief is nuttig, maar het biedt slechts een beperkt zicht op de werkelijkheid. Dr. Gert van Klinken: „Voor een compleet beeld zijn ook bibliotheken, persarchieven en andere bronnen nodig.”
De docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) maakte dat duidelijk tijdens het symposium ”Kerkelijke archieven, neerslag van een levend verleden, lessen voor later”, dat vrijdag in het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) in Utrecht werd gehouden ter gelegenheid van het feit dat de kerkelijke archieven zijn geïnventariseerd en overgedragen aan Het Utrechts Archief.
Nes Ammim
Dr. Van Klinken zoomde in op de christelijke leefgemeenschap Nes Ammim, die in 1963 in Israël werd gesticht. Tot de onafhankelijkheid van Israël in 1948 was 95 procent van de bevolking in die omgeving Arabisch, zei hij. „Maar later is een groot deel naar Libanon of Syrië getransporteerd.” Dr. Van Klinken vroeg mensen in Nes Ammim naar een heuvel in de buurt, maar niemand kon hem er meer over vertellen. Nader onderzoek leerde dat het ging om een opgeblazen Arabisch dorp.
Dr. Van Klinken: „Over die Arabische bevolking was niets te vinden in de archieven van Nes Ammim, maar zoveel te meer over de beweegredenen van de stichters ervan: over hun steun aan Israël en de hoop op het ontstaan van een joods-christelijke dialoog. De stichting van Nes Ammim is onbegrijpelijk als je de achtergronden ervan niet weet. Daarom is het nodig om verder te zoeken in bibliotheken en andere archieven.”
Zijn speurtocht bracht hem onder meer bij enkele gereformeerde Nederlandse stichters, die hadden deelgenomen aan het verzet in de Tweede Wereldoorlog. „De echte idealen van deze stichters van Nes Ammim vind je niet in de Nederlandse kerkelijke archieven, maar in de verzetsarchieven. Deze mensen waren vol idealisme voor de Joden en voor Israël. Een aantal van hen kon het na de oorlog niet goed vinden in Nederland en wilde zijn idealen in Nes Ammim verwerkelijken.”
Diaconaat
Prof. dr. Herman Noordegraaf, hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit, toonde in zijn lezing iets soortgelijks aan. Hij constateerde allereerst dat er een leemte bestaat wat betreft de diaconaatsgeschiedenis. Dat is des te opvallender, omdat de kerk in het verleden de zorg voor de armen altijd hoog in het vaandel had staan. Als een van de oorzaken noemde prof. Noordegraaf de eenzijdige aandacht voor leerstellige kwesties in de kerkgeschiedenis. Verder wees hij erop dat over het diaconaat minder bekend is en dat er nog veel archiefonderzoek verricht moet worden om tot resultaten te komen.
De hoogleraar noemde de naam van promovendus Nico Slokker, die bezig is met een studie naar de Utrechtse diaconie in de jaren 1795-1965. „In de betreffende archieven gaat het wel óver de armen, maar zelf komen ze niet aan het woord”, zei prof. Noordegraaf. „Ze konden zelf niet of nauwelijks schrijven en de kerkelijke ambtsdragers verplaatsten zich niet in hun leven.”
Wat ook niet in de archieven te vinden is, zijn de emoties, stelde mr. Esther Elkerbout, lid van het moderamen van de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1979-1985. Ze wees op het mislukken van gezamenlijke projecten met de hervormden. Prof. dr. Joop P. Boendermaker, emeritus hoogleraar lutherana in Amsterdam, gaf nog een voorbeeld: nergens in de archieven is vermeld dat de miskelk die de pastoor in Woerden meenam bij zijn overgang naar het protestantisme in de zestiende eeuw, nog steeds wordt gebruikt.
Begin volgend jaar komt een deel van de archieven van de voorgangers van de Protestantse Kerk in Nederland via Digibron beschikbaar, deelde archivaris drs. Fennie Duursema vrijdag mee. Ze memoreerde dat het centraliseren en ontsluiten van de oude kerkelijke archieven in totaal dertien jaar geduurd heeft. Het ging om in totaal 5 kilometer kerkelijk archief uit de jaren 1566-2004.