Cultuur & boeken

Bush is niet imperialistisch genoeg

Titel:

28 January 2004 13:19Gewijzigd op 14 November 2020 00:55

”Afgedwongen vrijheid, of hoe Amerika de democratie oplegt”
Auteur: Michael Ignatieff
Uitgeverij: Cossee, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5936 028 1
Pagina’s: 144
Prijs: € 14,90; Titel: ”Charlie Johnsons laatste woord”
Auteur: Michael Ignatieff
Uitgeverij: Cossee, Amsterdam, 2003
ISBN 90 5936 029 x
Pagina’s: 192
Prijs: € 19,90.

Valt dat even tegen. Blijkt Michael Ignatieff vóór de oorlog in Irak te zijn! Maar hij heeft wel bezwaren tegen het vervolg op de oorlog. Imperialisme mag niet op een koopje, maar vraagt om een langdurige inzet. Hoe links en rechts elkaar soms kunnen ontmoeten.

De persoon van de Amerikaanse president Bush en zijn beleid jegens Irak stuiten overal op onverholen aversie. De media behoren tot zijn belangrijkste vijanden. Zij stellen Bush stelselmatig voor als een schietgrage cowboy uit Texas, een domme man die niet gekwalificeerd is voor het ambt dat hij bekleedt en -erger nog- ook nog eens christelijk blijkt. Zelfs media die zichzelf graag als behoudend definiëren, ontkomen zelden aan deze karikaturisering van de Amerikaanse president en diens politiek.

De oorlog in Irak geldt als het summum van al het slechte waar Amerika voor staat. De interventie getuigt van de arrogantie van een zichzelf overschattende supermacht, is bedacht door een geheimzinnig netwerk van aartsconservatieve halve gekken en loopt nu gelukkig hopeloos vast, zodat er een kans bestaat dat die Bush in november niet wordt herkozen. Jammer dat de economie aantrekt.

”Nitwit”
Het zijn niet alleen politici en journalisten die zich aan deze beeldvorming schuldig maken. Ook geleerden kraaien graag mee in het koor van de VS-haters. Een van hen is de Nederlandse politicoloog Karel van Wolfferen die, geobsedeerd door complottheorieën, president Bush een ”nitwit” noemde die de ganse wereldorde om zeep had geholpen. Een andere criticus, ook al van Nederlandse komaf, is Ivo H. Daalder, die verbonden is aan het linkse Brookings Instituut en er met andere woorden voor wordt betaald om het presidentschap van Bush te ondermijnen. Toch bevat de studie die hij onlangs samen met James M. Lindsay publiceerde (”America Unbound”) informatie die veel linkse critici te denken moet geven. Zij hebben de oorlog in Irak tot nog toe immers toegeschreven aan de invloed van een machtige groep neoconservatieven, veelal -natuurlijk- van Joodse komaf en daarom vooral bedacht op een versterking van de positie van Israël in het Midden-Oosten.

Daalders analyse laat zien dat die critici mochten willen dat deze neoconservatieven zo veel invloed hadden als zij hun toedichten. Het zijn veeleer de realistische nationalisten (mensen als Cheney en Rumsfeld) die het beleid bepalen en er dus -mede om electorale redenen- verantwoordelijk voor zijn dat Amerika zich vanaf juni uit Irak gaat terugtrekken. Als de neoconservatieven het voor het zeggen hadden gehad, zou Amerika tot in lengte van dagen in Irak present zijn gebleven om ervoor te zorgen dat Irak zich inderdaad zou ontwikkelen tot een democratische rechtsstaat.

Bevlogen liberaal
In het koor van intellectuelen die hun mening over de nieuwe buitenlandse politiek van de Verenigde Staten hebben gegeven, heeft zich ook Michael Ignatieff gevoegd. Ignatieff is niet de eerste de beste. Hij komt uit een aristocratische Russische familie die na 1917 via Engeland naar Canada is gevlucht. Ignatieff is daar in 1947 geboren, studeerde in de VS aan de Harvard-universiteit en woonde en werkte daarna in Londen, waar hij zich dankzij zijn omvangrijke oeuvre -boeken over geschiedenis, romans en politieke essays- tot een van de belangrijkste Britse intellectuelen ontwikkelde. Hij is sinds een paar jaar hoogleraar aan Harvard en kreeg eind vorig jaar de Hannah Arendt-prijs.

Ignatieff is een modern man. Als ”historicus van de ontheemding” (Willem Otterspeer) heeft hij het nogal eens over het scheppen van je eigen identiteit. Hoeveel je ook hebt geërfd, je persoonlijkheid moet je zelf maken, zei hij in een interview met deze krant (12 mei 1999). Ignatieff presenteert zichzelf als een ”bevlogen liberaal”. Hij noemde het zijn programma om aan de hand van de Verklaring van de Universele Rechten van de Mens het vertrouwen in morele vooruitgang te herstellen. Met VN-baas Kofi Annan reisde hij door oorlogsgebieden op de Balkan en in Afrika. Hij maakte er documentaires over voor de BBC. Hij schreef er romans over. Recent nog een hele spannende: over de oorlogscorrespondent Charlie Johnson die zijn neutraliteit opgeeft en op zoek gaat naar de commandant die in Kosovo een jonge vrouw in brand heeft gestoken. De vraag of en wanneer interventie en schending van de soevereiniteit van een land is toegestaan, beantwoordde hij (vlak voor 11 september 2001) uiterst terughoudend. Zo’n man wordt hoogleraar aan een progressief bolwerk als Harvard. Hij doceert er mensenrechten.

Als zo’n man dan een boek(je) publiceert over het Amerikaanse imperialisme en over de wijze waarop Amerika andere landen een nieuwe politieke orde oplegt, dan begeven de Bush-critici zich natuurlijk handenwrijvend naar de boekwinkel. En toen Ignatieff eind vorig jaar in Nederland was, verdrongen de media zich rond zijn persoon. Want dat boek -waarvan de Engelse versie aan de vooravond van de oorlog in Irak verscheen- ging over Bosnië, Kosovo en Afghanistan. En men was natuurlijk vooral benieuwd naar zijn kritiek op het Amerikaanse Irak-beleid.

Complete barbarij
Viel dat even tegen. Ignatieff was en is vóór de oorlog. De wereld is hard, en een imperialistische oplossing (het gebruik van militair geweld) is daarom om humanitaire en politieke redenen nodig wanneer een land geconfisqueerd is door een dictator en niet zelf de democratie kan herstellen. Het regime van Saddam was „complete barbarij”, had Ignatieff zelf vastgesteld na een reis door Noord-Irak, waar hij de gevolgen van Saddams massamoord op de Koerden had gezien. En in militair opzicht was de oorlog een „briljant succes.” Het besluit die oorlog te gaan voeren, was bovendien gebaseerd op de Amerikaanse hoop en het Amerikaanse optimisme, twee eigenschappen die hij scherp contrasteerde met het verfijnde en vermoeide cynisme van Europa.

Europeanen, aldus Ignatieff, leven nog in het tijdperk van voor 11 september 2001. De Europeanen snappen niet dat de status-quo in het Midden-Oosten na 11 september voor de Amerikanen een nachtmerrie voor de nationale veiligheid is geworden. En waar waren de Europeanen bij de oorlogen op de Balkan? Waar waren de Afrikaanse staten bij de conflicten in Rwanda, Liberia en Zimbabwe? „Vind maar eens een alternatief voor de Amerikanen!”

Op het vervolg van de oorlog heeft Ignatieff wel kritiek, en hij vat die kritiek samen in de Engelse titel van zijn boek. Die luidt ”Empire Lite” (in het Nederlands is dat ”Afgedwongen vrijheid” geworden). Ignatieff bedoelt daarmee dat Bush niet imperialistisch genoeg is. Het Amerikaanse imperialisme is te licht (”lite”), te halfslachtig. Na het succes van de militaire strijd waren de pogingen tot ”nation building” op z’n best geïmproviseerd. De obstakels na decennia van dictatuur die de Iraakse samenleving had verpletterd, zijn onderschat. Het engagement met de bevolking was onvoldoende, en vandaar ook dat die bevolking in verzet is gekomen. En daarom dreigt het gevaar dat Irak van een tirannie in een burgeroorlog verzeild raakt.

Zachte macht
Wie in de huidige wereldorde als enige grootmacht is overgebleven, moet na een militaire (preventieve) interventie bereid zijn om het getroffen land er daarna ook weer bovenop te helpen: door de constitutionalistische voorwaarden te scheppen die dat land kunnen doen uitgroeien tot een democratische rechtsstaat (want waarom zouden Irakezen niet vrij willen zijn?). Na de Tweede Wereldoorlog had generaal MacArthur in Japan de beschikking over een half miljoen militairen om de orde te herstellen, en de Amerikanen bleven drie jaar in Duitsland voordat Marshall met het plan voor grootschalige wederopbouwhulp kwam.

In Irak zijn nu 150.000 militairen, en de meesten zullen vanaf juni vertrekken. De harde macht Amerika heeft de hulp van de zachte macht van de Europese Unie en de Verenigde Naties nodig om die voorwaarden tot herstel te creëren. Maar Frankrijk en Duitsland gedragen zich als pubers: „Ze jouwen papa uit omdat hij het ook niet weet. Maar leedvermaak is geen buitenlands beleid.” En de Verenigde Naties onderschatten de mate waarin zij na alle sancties in Irak werden gehaat en vertrokken uit Bagdad na de autobom in hun hoofdkwartier. Toch is Ignatieff niet pessimistisch. „Als democatie goed is voor ons, dan is het dat ook voor de Irakezen.” En er is in Irak een middenklasse die de overgang kan dragen en vormgeven.

Met dat standpunt komt Ignatieff uit bij de opvattingen die Fareed Zakaria heeft uitgedragen in zijn prachtige boek over ”De toekomst van de vrijheid” en dus ook bij de Amerikaanse neoconservatieven die hetzelfde lange-termijnbeleid hebben bepleit. Progressief en conservatief idealisme komen hier bijeen. Ignatieffs (Nederlandse) vriend Ian Buruma had dan ook helemaal gelijk toen hij eind vorig jaar het antiamerikanisme en de antioorlogsbeweging van links aan „morele verlamming” toeschreef. In dat denken kan iedere poging om het voor bevolkingen tegen tirannen op te nemen alleen maar zijn ingegeven door racistische, kolonialistische of financiële motieven. „Misschien is dat standpunt pragmatischer of zelfs realistischer”, aldus Buruma. „Maar wie het aanhangt, zou tenminste zo eerlijk moeten zijn om zich conservatief te noemen, en niet langer beweren te spreken namens progressief links.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer