Kritisch bevragen van wereldkerk bevordert leerproces
Leren van de wereldkerk? Zeker, stelt ds. C. Molenaar, maar blijf wel kritisch.
Het is mooi wanneer theologen in aanraking komen met de kerk in Afrika. Niet alleen om iets te leren, maar om die lessen ook met anderen te delen. Zo’n houding nodigt uit tot gesprek. Aan de kanttekeningen die ds. Pleizier naar aanleiding van zijn bezoek aan Malawi (RD 22-11) zelf maakt, wil ik er graag nog drie toevoegen.
Als eerste: ds. Pleizier vergelijkt de groei van Malawi in het algemeen met die van de kerk. De ontwikkeling van het land gaat langzaam, maar de kerk groeit snel. Wat een contrast met Nederland. „Wie vanuit zendingsperspectief kijkt, slaat zijn ogen neer”, reageert hij op groeicijfers.
Maar cijfers zijn misleidend. Zeker in een gemeenschapgeoriënteerde cultuur. Ook vanuit zendingsperspectief laat ik het hoofd weleens hangen. Om echt te leren van de wereldkerk zullen we ook moeten doorvragen. Vertellen de getallen het hele verhaal? Zijn ze een indicatie van geestelijk gezonde kerken? Wat betekent lid zijn voor de doorsneekerkganger? Wat is het motief om een nieuwe kerk te bouwen? Wordt er ook geestelijk en inhoudelijk gebouwd?
In een positief-kritisch gesprek blijken de antwoorden soms een stuk minder hoopgevend. Misschien reden om niet te snel de ogen beschaamd neer te slaan maar juist om elkaar eerlijk in de ogen te kijken.
Romantiseren
Ten tweede: de auteur gaat zeker ook in op de inhoudelijke lessen die geleerd kunnen worden. Hij schrijft bijvoorbeeld: „De Malawische geloofsbeleving kenmerkt zich door een intuïtieve overgave aan Christus.”
Ik heb echt moeite met zo’n opmerking. Om theologische redenen: Wat is een intuïtieve overgave aan Christus? Een ingeschapen neiging Christus te vertrouwen als enige Verlosser?
Gaan we hier niet ineens romantiseren omdat we de wereldkerk bezoeken? Niet alleen betwijfel ik of zo’n uitspraak Bijbels te verantwoorden is, maar ook of hier niet te generaliserend over „de Malawische geloofsbeleving” gedacht wordt.
Ook het kerkelijk landschap in Malawi is geografisch en theologisch erg verdeeld en divers. Ook hier dreigt Gods genade goedkoop te worden. Ook hier wordt God gezien als verre verwant die het leven ”mede mogelijk maakt”. Iets waar we vanuit zendingsoogpunt elkaar best op mogen bevragen.
In gesprekken met voorgangers kan dan ook een heel ander beeld naar voren komen. Het beeld van op twee gedachten hinken, enerzijds door te leven naar het nieuwe Evangelie, anderzijds de oude gewoonten aan te willen houden. Misschien is de overgave aan Christus ook weleens erg impulsief en oppervlakkig gebleken.
Kruisbestuiving
Ten slotte: de vraagstelling van een specifiek Malawische geloofsbeleving kan niet kritiekloos worden beantwoord. Vanuit het Westen werd vroeger wel denigrerend gesproken over het specifieke van Afrikaanse volken en culturen. Later veranderde dit in een zeker idealisme uit romantische hoek; de Afrikaanse cultuur werd opgehemeld als puur en onbezoedeld. Vandaag de dag wordt zowel binnen de filosofie als de theologie de vraag gesteld of we sowieso wel van een Malawische geloofsbeleving mogen en kunnen spreken.
De intensiviteit van theologische kruisbestuiving wordt behalve door de steeds snellere verspreiding van internationale literatuur, ook sterk bevorderd door internet en televisie. Wat vandaag in is in Amerika of Nigeria, dringt morgen door tot de luisteraars onder de boom in Malawi.
Ook de liberalisering van de theologie kent geen geografische grenzen. Het is inderdaad gemakkelijk om kritische vragen te stellen als excuus voor het leren van elkaar. Maar er is ook een kritisch vragen dat het leerproces bevordert. Daarbij kan het weleens opvallen dat we meer leren van de overeenkomsten dan van de verschillen.
Is de tijd dat zendingswerk eenrichtingsverkeer was inderdaad voorbij? Of is alleen de verkeersrichting omgedraaid? In mijn waarneming is dit een (kritische) kwestie die de houding van reformatorische kerken als onderdeel van de wereldkerk zal bepalen.
Het is mooi als we willen luisteren en leren. Maar we bewijzen de wereldkerk geen dienst als we het daarbij zouden laten.
Persoonlijke en kerkelijke bescheidenheid is vereist, maar evangelische en theologische bescheidenheid funest. Laten we kritisch leren, zodat Christus’ gemeente „bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Heere” (Ef. 2:21).
De auteur werkt als zendingspredikant in Malawi en geeft leiding aan het masterprogramma van African Bible College in Lilongwe.