Analyse: Pluimveesector smacht naar einde beperkingen
APELDOORN. Pluimveehouders gingen er al van uit maar maandagavond kwam Economische Zaken (EZ) met de officiële bevestiging: smienten, wilde eenden die in deze tijd van het jaar bij duizenden in Nederland neerstrijken, zijn besmet met het vogelgriepvirus. Het is nu tijd voor de volgende stap: versoepeling van de beperkende maatregelen, die de sector al bijna drie weken verlammen.
Onderzoekers van het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad hebben het hoogpathogene –zeer besmettelijke– virustype H5 (de precieze variant was vanmorgen nog niet bekend) aangetroffen in uitwerpselen die in de buurt van Kamerik waren verzameld. Ze deden nog een belangrijke ontdekking: de pluimveebedrijven in Hekendorp, Langeraar en Kamperveen waar vorige maand vogelgriep toesloeg, hebben elkaar niet besmet.
Dat betekent dat de bron van de besmettingen gezocht moet worden bij trekvogels. Aan de ene kant is dat een geruststelling. Immers, het tempert de vrees dat de vogelgriep zich door contacten tussen bedrijven in de pluimveesector misschien al breed zou hebben verspreid. Maar aan de andere kant betekent het ook een blijvend risico: elke dag kan het virus als het ware ergens uit de lucht komen vallen. Een beetje poep van besmette eenden dat een pluimveehouder aan zijn schoenen meeneemt de stal in, kan voldoende zijn.
Vogelgriep H5N8 heeft de afgelopen drie weken vijf Nederlandse pluimveebedrijven getroffen. Acht pluimveebedrijven met samen enkele honderdduizenden kippen en eenden zijn geruimd, waarvan drie uit voorzorg. Staatssecretaris Dijksma trof –met instemming van de pluimveesector– van meet af aan drastische maatregelen. Iedereen wil immers een herhaling van het drama van 2003 voorkomen, toen een andere gevaarlijke variant opdook in de Gelderse Vallei – het hart van de Nederlandse pluimveehouderij. Destijds werden 1350 bedrijven geruimd en meer dan 30 miljoen kippen afgemaakt.
Dijksma deed een forse schep boven op de maatregelen die in Europees verband zijn afgesproken. Pluimveehoudend Nederland is sinds 20 november verdeeld in vier regio’s die onderling contact tot een minimum moeten beperken. Kippenbedrijven mogen geen nieuwe kuikens opleggen. De gevolgen zijn groot. Vleeskuikenhouders mogen slachtrijpe dieren afvoeren, maar moeten hun stallen daarna leeg laten staan. Daardoor droogt de aanvoer naar de slachterijen geleidelijk op. Exporteurs van kip zien hun afzetmarkten in gevaar komen. De handelsbelangen zijn groot: 60 procent van het pluimveevlees dat Nederland jaarlijks produceert gaat de grens over, in totaal 1,2 miljoen ton. Leghennenouders waarvan de dieren aan het eind van de leg zijn, mogen evenmin nieuwe hennen binnenhalen.
In de sector zelf is de stemming omgeslagen. Iedereen vindt nu dat de beperkende maatregelen zo snel mogelijk moeten worden afgebouwd. Vanmiddag buigen vertegenwoordigers van de sector zich hierover, samen met Dijksma. Uiteindelijk moet zij de knik geven. Tegelijk is iedereen zich ervan bewust dat het virus maar op één manier buiten de deur gehouden kan worden: strikte hygiëne. Dat wordt alle pluimveehouders en andere bedrijven via een flyer een dezer dagen nog eens nadrukkelijk op het hart gebonden. En dat is ook de les van tweeëneenhalve week vogelgriep.