Schama beschrijft Joodse geschiedenis voor breed publiek
Wat verbindt de Israëliet uit de Bijbelse tijd met een Jood anno nu? Loopt er een doorgaande lijn van 1000 voor naar 2000 na Christus? En zo ja, wat is die rode draad dan, die maakt dat we spreken over een steeds voortdurende Joodse geschiedenis?
Het schrijven van Joodse geschiedenis kan niet zonder die lastige vraag te beantwoorden. Bij uitgeverij Atlas Contact verscheen het eerste deel van een tweeluik met de eenvoudige titel ”De geschiedenis van de Joden”. Hierin wordt op meeslepende wijze de Joodse geschiedenis van 1000 voor Christus tot 1492 verhaald, onder de deeltitel ”De woorden vinden”. Het boek biedt het brede publiek een uitgelezen kans om kennis te nemen van de stand van het onderzoek – en wel zo dat het bijna leest als een roman.
De auteur, Simon Schama, heeft daar dan ook de nodige ervaring mee. Hij heeft naam gemaakt met inmiddels een hele reeks van toegankelijke historische overzichtsboeken, waarin hij steeds weer voor het grote publiek lastige thema’s op eenvoudige wijze weet te presenteren. Schama –zijn achternaam is een verwijzing naar het ”sjema”, de Joodse geloofsbelijdenis in de ene God– is Joods en historicus, maar heeft zich tot dusver nooit gewaagd op het terrein van de Joodse geschiedenis. Dat heeft in dit geval als voordeel dat hij meer dan de specialisten ziet wat de nieuwe visies zijn die velen zullen verrassen.
Diaspora
Dat begint al direct: Schama zet in met de levendige Joodse gemeenschap in het Zuid-Egyptische Elephantine in het jaar 475 voor Christus. Daar was een kolonie van Joodse soldaten die zelfbewust hun identiteit vormgaven en zelfs een eigen tempel hadden opgericht, die de concurrentie aanging met de Egyptische tempels. Aan de hand van dichtbeschreven papyri, gevonden aan het einde van de negentiende eeuw, weet Schama met enkele pagina’s een levendig beeld te schetsen van deze Egyptische Joden uit de Bijbeltijd. Een Joodse vader schrijft aan zijn zoon, die soldaat is: „Welzijn en kracht zend ik je, maar sinds de dag dat je bent vertrokken heb ik een zwaar hart. Je moeder ook.”
Schama’s benadering is in deze opening van het boek direct neergezet. Hij benadrukt dat Joods leven buiten het land Israël de gewoonste zaak van de wereld is. Diaspora, ballingschap, is niet iets wat pas in het jaar 70, met de verwoesting van Jeruzalem, begon. De hele Joodse geschiedenis is vrijwel voortdurend een samenleven van Joden in Israël en tegelijkertijd daarbuiten. Schama’s visie kan daarmee als ”diasporistisch” bestempeld worden.
Dat betekent echter niet dat hij het belang van het land Israël onderschat. Ook in zijn visie krijgt Israël een centrale plaats toebedeeld – en in de bij het boek behorende BBC-documentaire noemt hij zichzelf ook een overtuigde zionist. Schama weigert echter Israël als de norm van de Joodse geschiedenis te zien: Joods leven in Egypte, Babylonië of Arabië is net zo legitiem als in het Heilige Land.
Draagbare boekrol
De norm die Schama aanlegt, is veeleer gelegen in de nadruk die hij legt op Joden als volk van het boek. Joden zijn schrijvers en lezers, zo betoogt Schama, dat begint met papyrus en loopt via het perkament naar papier. De boekrol is het symbool van de Joodse geschiedenis. Als er iets is wat Joden heeft samengebonden én hen heeft onderscheiden van andere volkeren, dan is het dat. Heel specifiek gaat het dan natuurlijk om de Sefer Thora, de Thorarol, en om de taal waarin die is geschreven: het Hebreeuws.
Schama’s antwoord op de vraag naar de rode draad in de Joodse geschiedenis is daarmee beantwoord: de draagbare boekrol. Terwijl het boek veel nieuwe, verrassende inzichten biedt, is de basisvisie daarmee eigenlijk heel traditioneel. Het is de eeuwen door het Joodse zelfbeeld geweest: Joden hadden geen land, geen politieke macht, maar zij hadden de Thora. Dat was wat hen samenbond. Christenen, zo laat ook dit boek weer zien, konden zich ongemeen fel tegen Joden uiten, maar hun voortdurende bestaan was wel nodig: Joden waren het volk dat de woorden van de Hebreeuwse Bijbel bewaarde en overdroeg. Moslims, op hun beurt, zagen de Joden –samen met de christenen– als het volk van het Boek.
Lijden
Een soortgelijke traditionele insteek wordt ook zichtbaar in de beschrijving van de Joodse geschiedenis na de verwoesting van de tempel in 70. Dat zou de start zijn van de Joodse lijdzaamheid, de periode waarin Joden zich niet meer met het zwaard inlaten, maar vooral steeds opnieuw slachtoffer daarvan worden. Terwijl Schama de boeiende geschiedenis van Joden onder de islam terecht schetst met veel oog voor de intellectuele creativiteit en het samenwerken en -leven van Joden en moslims, is de Europees-Joodse geschiedenis vooral ”Leidensgeschichte”, een geschiedenis van lijden.
Dat lijden was er beslist, de Hebreeuwse kronieken over het uitmoorden van Joodse gemeenschappen tijdens de kruistochten spreken boekdelen, maar het is niet het hele verhaal. Specialisten in de Joodse middeleeuwen wijzen juist in toenemende mate op de dwarsverbanden tussen Joden en christenen en op de unieke positie van Joden in de feodale samenleving.
Bij de beschrijving van de Bijbelse geschiedenis kiest Schama voor een benadering die het midden houdt tussen de minimalistische visie, die de Bijbel als historische bron terzijde schuift, en de maximalistische visie. Hij combineert de gegevens uit de archeologie en de buiten-Bijbelse bronnen met die van de Hebreeuwse Bijbel en reconstrueert op basis daarvan de vroegste Joodse geschiedenis. Voor Schama laat de Bijbel vooral de „echo van de historische waarheid” zien, maar in de praktijk heeft hij de meeste Bijbelverhalen toch gewoon in zijn verhaal ingeweven.
Waagstuk
De verhalende, retorische schrijfstijl van Schama heeft als gevolg dat hij zich per periode sterk op één of twee bronnen richt en verschillen graag sterk contrasteert, waarbij over de selectie soms valt te twisten. Bij de beschrijving van de vroege christenen bijvoorbeeld staat Chrysostomos centraal, terwijl uit het vervolg juist blijkt dat de visie van Augustinus uiteindelijk meer invloed heeft gehad.
Het is een waagstuk om zo’n complexe geschiedenis over zo’n lange periode als een lopend verhaal in één boek te presenteren. Het moet gezegd worden dat Schama daar zonder meer met vlag en wimpel in is geslaagd. Door zijn onderhoudende schrijfstijl weet hij de wereld van de hellenistische Joden net zo dichtbij te brengen als die van de Arabische en de Spaanse. Hij trekt je in het verhaal. Op knappe wijze wisselt hij daarbij regelmatig van perspectief: hij springt dan over van de eigenlijke geschiedenis naar het verhaal van de wetenschappers die zich ermee bezighouden, hun grote ontdekkingen doen en hun ideeën formuleren. Ook zijn eigen ervaringen vervlecht Schama soepel, waardoor hij bijna ongemerkt de Bijbelse Israëliet en de hedendaagse Jood weer bij elkaar brengt. „Dat is de aantrekkingskracht van de herinnering”, zo schrijft hij, „het botsen van een oeroud Toen met een vluchtig Nu, het beroepsrisico van iedereen die zich aan de Joodse geschiedenis waagt.” Dat Schama dat risico heeft genomen, heeft een mooi eerste deel opgeleverd. Het wachten is op het vervolg.
Boekgegevens
De geschiedenis van de Joden. Deel 1: De woorden vinden 1000 v.C.-1492, Simon Schama; uitg. Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2013; ISBN 978 90 254 3517 2; 576 blz.; € 34,95.