Sporen vroege bewoning Scherpenzeel
SCHERPENZEEL. Tussen Scherpenzeel en Renswoude zijn een pijlpunt van vuursteen en sporen aangetroffen die duiden op zeer vroege ‘bewoning’, enkele duizenden jaren voor Christus.
Dat heeft archeologisch onderzoeksbureau RAAP maandag bekendgemaakt. De sporen, die werden ontdekt bij archeologisch onderzoek in de Lunterse Beek en op landgoed Engelaar, stammen uit de steentijd. Toen leefden de mensen vooral van jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare producten uit de natuur, zoals noten en vruchten. De pijlpunt toont volgens bureau RAAP aan dat er in het beekdal werd gejaagd, bijvoorbeeld op rendieren of herten die bij de beek kwamen drinken, of op vogels.
Omdat het jagen, vissen en verzamelen afhankelijk was van de seizoenen, woonden de mensen nog niet op een vaste plek, aldus RAAP. „Ze trokken rond. Wel bleven ze soms een tijdje op een geschikte plaats. Beekdalen waren populair als langere verblijfplaats omdat daar drinkwater was én veel variatie in dieren en planten. Ook konden de bewoners met kano’s over de beek naar andere plaatsen varen. Werd een plek langer bewoond, dan zijn daar sporen van terug te vinden.”
Bij de Lunterse Beek zijn verschillende kuilen gevonden. Het is goed mogelijk dat de jagers-verzamelaars hier hutten of tenten bouwden, of kampvuren hadden. Behalve de pijlpunt zijn er nog meer stukjes vuursteen aangetroffen. Dat geeft aan dat de bewoners hier niet alleen kwamen om te jagen, maar ook vuursteen hebben bewerkt.”
Waterschap Vallei en Veluwe herstelt de bestaande Lunterse Beek en legt er een nieuw beekdeel aan. Hierdoor moet het water in de beek beter gaan stromen en er meer variatie in plantengroei en diersoorten komen. Vissen zoals de riviergrondel en de winde kunnen binnenkort stroomopwaarts zwemmen, omdat de stuw bij de Groeperkade voor vissen passeerbaar wordt gemaakt.